[Tweede stuk]
Voorrede.
Het zal den lezer niet onbekend zijn, dat de hoogleeraar M. Siegenbeek onlangs bij den boekhandelaar A.C. Kruseman te Haarlem heeft in het licht gegeven een werkje, getiteld:Verslag van de verhooren door Johan van Oldenbarnevelt ondergaan, in drie afdeelingen.
Daar het tot dusverre onbekend is, waar de oorspronkelijke verhooren zijn gebleven, heeft deze verdienstelijke geleerde den beoefenaar der vaderlandsche geschiedenis een niet geringen dienst bewezen, door een verslag in het licht te geven van een handschrift, inhoudende de verhooren van Johan van Oldenbarnevelt en hetwelk met de kennelijke hand van den raadpensionaris Jacob Gilles geschreven, hierdoor een zekeren waarborg van echtheid draagt.
‘Dit verslag,’ zegt de geleerde in zijn voorberigt, kon zonder eene vervelende wijdloopigheid niet alle artikelen bevatten, over welke de grijze staatsman daarbij ondervraagd werd.’ De heer siegenbeek meende in zijn overzigt zich derhalve te moeten bepalen tot de melding der voornaamste verhooren voor de gemagtigden tot het voorloopig onderzoek, en van zulke, waaruit eenigen schijn van beschuldiging tegen Oldenbarnevelt kon worden afgeleid. Omtrent de verhooren voor zijne regters afgeleid, heeft de schrijver echter zich minder vrijheid veroorloofd en achtte zich verpligt, zoowel het verhoor waarbij de staatsman tegen den griffier Aerssens werd overgesteld als