| |
| |
| |
Catalogus van Nederlandsche handschriften, welke berusten in de keizerlijke bibliotheek te St. Petersburg. Medegedeeld door Dr. F.G.B. van Bleeck van Rijsewijk.
De keizerlijke bibliotheek te St. Petersburg.
Onder die steden van Europa, welke men gewoon is te bezoeken ter beschouwing van voorwerpen van kunst, of ter opsporing van wetenschappelijke bijzonderheden, wordt St. Petersburg zeldzaam genoemd, en nog zeldzamer bezocht. Er zijn in de laatste jaren vele reisbeschrijvingen uitgegeven, maar weinigen hebben gestrekt om St. Petersburg in bovengenoemde punten voldoende aan te bevelen, en er was dan werkelijk ook meer tijd noodig, dan het verblijf van eenige weken om in dit opzigt deze stad naar vereischte te leeren kennen. Er is te St. Petersburg ook zooveel, dat de aandacht aftrekt, zooveel eigenaardigs in het volkskarakter en staatsbestuur, dat men zich geen tijd gunt om ieder museum, iedere bibliotheek met bijzondere oplettendheid te bezoeken. Vooral moet men dit van de Franschen verwachten, want
| |
| |
alle hunne reisbeschrijvingen dragen de grootste bewijzen van vooringenomendheid tegen al wat Russisch is, en geen wonder, de Franschman kan te St. Petersburg bijna geen museum, geen paleis, geen kerk, ja zelfs geen hôtel van een aanzienlijk persoon bezoeken, of hij vindt voorwerpen, die hem onaangenaam aandoen, en hem herinneren, hoe in Rusland, de groote heerschappij van Frankrijk vernietigd werd. Op straten en pleinen beelden derhelden, die den Franschen Adelaar onder hunne voeten vertrappen, kerken opgevuld met veroverde vaandels en staven van Maarschalken, de museum's verrijkt met voorwerpen, die vroeger een sieraad van Parijs waren, zalen versierd met meubels uit de Tuilerien, ja bijna ieder bijzonder persoon bezit een voorwerp, dat aan de nederlaag der grande armée moet herinneren; oorzaken genoeg aan te toonen, dat men van eenen Franschen schrijver geen onpartijdige beoordeeling van St. Petersburg kan verwachten.
De Duitschers zijn in dit opzigt billijker geweest, doch ook in de beoordeeling van hunne reisbeschrijvingen moet men op zijn hoede zijn, omdat zij, òf onder de Russische censuur geschreven werden, en dan klinkt alles te fraai; òf dat zij in bijzondere plannen om aldaar fortuin te maken te leur gesteld werden, en dan is men wel eens ongunstig in zijn oordeel.
Wij Hollanders bezitten een onpartijdig geschreven werk van Prof. Ackersdijck, (Reis naar Rusland, te Groningen bij van Boekeren, 1840) hetgeen vooral wat de Statistiek betreft, belangrijk mag genoemd worden. De hooggel. heer Ackersdijck zal echter, even als ik, ondervonden hebben, dat hoe bereidwillig de Russen ook zijn, om ieder een toegang tot hunne openbare inrigtingen te geven, zij echter zeer geheimzinnig zijn, in alles, wat het inwendig bestuur betreft, zoowel van het Rijk zelve, als van iedere inrigting in het bijzonder. Wil men deze zaken naauwkeurig onderzoeken,
| |
| |
zoo stelt men zich bloot om òf misleid te worden, òf een onheusch antwoord te ontvangen. Wat overigens de reisbeschrijving van den heer 's Gravenweert betreft, deze is uit geen wetenschappelijk oogpunt geschreven, en is vol onnaauwkeurigheden.
Vraagt men verder, hoe het mogelijk zij, dat St. Petersburg nog zoo kort geleden gesticht, reeds nu zooveel schatten kan bevatten? dan moet men overwegen, dat deze stad al het belangrijke in zich bevat, wat vroeger door het geheele Russische rijk verspreid was, eene verzameling op zich zelve reeds belangrijk, maar nog aanmerkelijk vermeerdeed door de veroveringen op andere volken gemaakt, door verzamelingen van elders in haar geheel overgebragt, en door groote aankoopen voor onnoemelijke schatten aangekocht. Werkelijk wanneer men de musea van St. Petersburg ziet, staat men daar even verbaasd, als over den onbegrijpelijken spoed, waarmede men paleizen in één jaar uit de grond doet oprijzen. Het was in Rusland niet noodig om bij gedeelte belangrijke zaken aan te koopen, men kocht en koopt nog rijke verzamelingen aan, waaraan door andere rijken en bijzondere personen jaren besteed worden. - Zoo wil ik ten opzigte van de schilderijen, in de Ermitage verzameld, alleen vermelden, dat dit museum voornamelijk zijn oorsprong verschuldigd is aan de navolgende kabinetten:
Het kabinet van Antoine Crozat, te Parijs, bestaat uit 400 schilderijen en 19,000 teekeningen.
Het kabinet van Trachini, te Genève. |
Het kabinet van Graaf Bandouin, te Parijs. |
Het kabinet van den Minister Bruhl, te Dresden. |
Het kabinet van Robert Walpole, te Honghton-Hall. |
Het kabinet van Braamkamp, te Amsterdam. |
Het kabinet van de Prinsen Giastianis. |
Het kabinet van Hope, te Amsterdam. |
Het kabinet van Koningin Hortense, te Malmaison. |
| |
| |
Neemt men daarbij nu nog in aanmerking, dat het daarstellen van Musea eerst dagteekent van Catharina II, dan kon alleen Rusland, van alle rijken in Europa, zoo veel schatten besteden, om zich eensklaps in het bezit van zooveel schoons te stellen.
Gedurende mijn tweejarig verblijf, vestigde ik voornamelijk mijne aandacht op de rijke boekverzamelingen, welke St. Petersburg bezit, en deze mogen in alle opzigten belangrijk genoemd worden, doch men moet het betreuren, dat het den Russen dikwijls meer te doen is geweest om te hebben, dan wel om van het verkregene een doelmatig gebruik te maken. Overal vindt men alles in schoone kasten ten toon gesteld, doch er ontbreken catalogi, en zonder deze verliest eene bibliotheek zoo niet geheel, dan toch grootendeels haar nut.
Wel is waar is men onafgebroken bezig deze catalogi zamen te stellen, doch dat dit een werk is aan vele moeijelijkheden verbonden, kan ons eigen Vaderland getuigen; het groot aantal personen echter daaraan bezig, en de groote sommen daartoe aangewend, doen vermoeden, dat de catalogus althans van de Keizerlijke bibliotheek spoedig gereed zal zijn.
Ik was in de gelegenheid deze Keizerlijke bibliotheek in al hare bijzonderheden te leeren kennen, door eene kennismaking met Dr. Edw. von Muralt, eersten bibliothecaris, en belast met de redactie van den catalogus der manuscripten, en ik heb mij voorgenomen om thans de aandacht mijner landgenooten op die bibliotheek te vestigen, vooral wat eenige hollandsche manuscripta betreft, waarvan ik eene naauwkeurige opgave gemaakt heb, toen ik Dr. Edw. von Muralt behulpzaam was, om de titels van deze stukken op te maken. Vooraf echter nog een enkel woord over de bibliotheek in het algemeen.
Het gebouw zelve, waarvan de aanbouw onder Catha- | |
| |
rina II begon, is een der schoonste van geheel St. Petersburg, en dit zegt veel; het is in eenen zuiveren dorischen stijl gebouwd, en versierd met kolossale standbeelden der grieksche wijsgeeren.
In het midden van het gebouw is een ruim en fraai auditorium, waarvan zeldzaam gebruik gemaakt wordt. Breede trappen leiden naar groote en ruime zalen, allen van prachtige kasten voorzien. De benedenzalen bevatten de manuscripten en zijn ingerigt voor leeskamers, die altijd goed verwarmd zijn, en waar men ieder boekwerk ter lezing kan verlangen. Alleen die voor de Russische literatuur was gewoonlijk goed bezet. - In de zaal der manuscripten waren toen ter tijd eenige Fransche geleerden ijverig bezig, om copie te nemen van de private correspondentie der koningen van Frankrijk; en ook de graaf de Barante, ambassadeur van Frankrijk te St. Petersburg, putte uit genoemde verzameling veel voor zijne Histoire des Ducs de Bourgogne. - Studenten ontmoette ik bijna nooit, en naar de wijze, waarop toen de wetenschappen beoefend werden, is het niet te verwachten dat men spoedig van deze bibliotheek een waardig gebruik zal maken.
De grondslag van deze bibliotheek was de eertijds beroemde bibliotheek van Zalonski, bisschop van Krakau; vandaar werd deze omstreeks het midden der XVIII eeuw naar Warschau overgebragt, doch gedurende eenigen tijd verwaarloosd.
Na de inneming van Warschau door Souvorof, eigende Catharina II zich deze bibliotheek toe, en werd zij naar St. Petersburg overgezonden. Het was eerst in 1810, dat zij in orde gebragt werd en zij bevatte toen 262,646 boekdeelen. Deze verzameling, compleet in alles wat de geschiedenis van Polen betreft, werd later door vele giften en aankoopen vermeerderd, zoodat zij in 1831 reeds 273,776 gedrukte boeken en 13,000 manuscripten bevatte. Na dit tijdstip werden al
| |
| |
de duplicaten uit de bibliotheek van de ErmitageGa naar voetnoot1) derwaarts overgebragt.
Doch aanzienlijk werd deze reeds zoo belangrijke bibliotheek nog vermeerderd, door de bibliotheek van Doubrofski, in 1805 door Alexander aangekocht. Doubrofski was raad van legatie en had in die betrekking vele reizen door alle deelen van Europa gemaakt, en zich veel belangrijks weten te verschaffen. Hij bevond zich juist te Parijs, toen de omwenteling uitbrak; bij de verwoesting der Bastille werden aldaar vele manuscripten gevonden van boekwerken, wier uitgave door de koninklijke regering was belet: deze stukken werden bij eene openbare verkooping door Doubrofski gekocht, even als al wat er gespaard was gebleven uit de abtdij van St. Germain, waaronder in de eerste plaats de
| |
| |
Codex Germanensis en de Codex Argenteus moet genoemd worden. Maar in de tweede plaats was nog veel belangrijker een aankoop van eene groote verzameling manuscripten, allen betrekking hebbende tot de geschiedenis van Frankrijk en bevattende de private en officiëele correspondentie der koningen van Frankrijk, sedert Frans I tot op Lodewijk XVI, benevens nog vele andere stukken, allen uiterst belangrijk, een verlies voor Frankrijk, dat onherstelbaar is.
Kort voor mijne aankomst was de Keizerlijke bibliotheek nog vermeerderd, door de manuscripten en boeken uit de verzameling van den graaf van Suchtelen, die ook op zijne veelvuldige reizen eene belangrijke verzameling van alle mogelijke curiositeiten gemaakt had.
Dit zij voldoende om mijne bewering te bevestigen, dat de Keizerlijke bibliotheek te St. Petersburg belangrijk is, en wel waardig, dat de aandacht der buitenlandsche geleerden daarop gevestigd wordt. Ik zou deze mijne bewering nog nader kunnen bevestigen, zoo ik een klein uittreksel uit den catalogus der manuscripten liet volgen; ik zou dan vooral ook melding moeten maken van de groote menigte Persische manuscripta, die vooral zeer belangrijk is geworden sedert den togt van vorst Paskévitch Erwansky in 1829 door Persie; de buit van daar medegevoerd was kostbaar, die nog in belangrijkheid toenam door vele geschenken. Onder deze laatste was ook een Codex der vier Evangelisten, op purperkleurig perkament met gouden letters geschreven en zeer goed geconserveerd: dit manuscript zou volgens overlevering van de hand van keizerin Theodora zijn. Een uitvoerig verslag dienaangaande vindt men met fac similé in het Bulletin Scientifique, Tom. IV, St. Petersb. 1838.
Na deze algemeene beschouwing der Keizerlijke bibliotheek, laat ik nu eene opgave volgen der hollandsche manuscripten, in dezelfde volgorde, als zij in de bibliotheek geplaatst waren.
| |
| |
1. | De vier Evangelisten, oud holl. schrift, geschreven in den jare 1476 op goed grijsachtig papier, klein quarto. Afkomstig uit de bibliotheek van het Bagijnenhof te Haarlem. |
2. | Een devotie boexkyn gheheeten die Rosegaert Jhesu Christi ende Maria. - Perkament, klein formaat, waarschijnlijk uit de 15de Eeuw. |
3. | Gebedenboek. - Klein formaat, zeer fraai geschreven. Uit de bibliotheek van Hultman, verkocht bij Palier. |
4. | Een Receptboek - Slecht geschreven, waarschijnlijk uit het laatst der 16 Eeuw. |
5. | De kleine Reisen door Lucas van Breda gedaan en door hemzelven beschreven. Anno 1697, 28 April. - Dit schijnt een copie te zijn te Stokholm geschreven, 4 Aug. 1731, naar het oorspronkelijke, getiteld: Journal van eene reis van Stokholm naar Groningen. |
6. | Lithurgien ofte Ghebedenboexke. - Perkament, klein 4to, fraai schrift met kleuren uit de 14 Eeuw. |
7. | De vier Evangelisten. - Op den titel staat: Dit boeck hoert in dat beslaeten Joffere cloester van Sca Agneten buyte Nymegen. - Perkament. 4to. fraai geschreven uit de 14 Eeuw. |
| Het verschil van dit met No. 1 bestaat meer in spelling dan in woorden, b.v. gebare is in No. 1 gheboren; vrageden is vragheden; hoerde is hoirde. |
8. | Gebedenboek. - Op den titel staat: Hier begynnen die seven penitenslicke selmen. Klein formaat. |
9. | Gebedenboek. - Aan het einde staat: Dit boec is ghescreve int jaer ons Here 1434 te Haerlem. |
10. | Epistolae autographae Laurentii Theodori Gronovii ad fratrem Jacobum Gronovium, in quibus plurima pertinentia ad geographiam antiquam, Petronium, monumentum Ancyranum et Capitolium; antiquitates Palmyrenas; basin marmoream Tiberis, antiquitatem Belgicam, etiam
|
| |
| |
| emendationes locorum in Pandectis, in Cicerone aliisque scriptoribus veteribus. |
| Aldus was de door den schrijver opgegeven titel, want van de hand van Gronovius scheen het mij niet afkomstig. - De brieven aangaande Petronius waren uit Deventer geschreven van 1699 tot 1710. |
11. | Un recueil des pièces diplomatiques, qui concernent la Hollande; entre autres se trouvait une description de l'étendue de la Seigneurie de la Republique des provinces Unies des Pays Bas. |
| Le comté d'Hollande et de Zeelande. - La Frise occidentale. - La Seigneurie de Groningue. - Le pays d'Utrecht. - Overissel. - Les trois quars du Duché de Gueldres et du comté de Zutphen. - Duché de Brabant. - Au comté de Flandres l'Escluse et autres villes et forteresses. - Au duché de Cleves, Wesel, Emeric et Orsoy. - Au comté d'Embden autrement appélé Frise Orientale la forteresse de Ruroert, outre la garnison qu'elle peut contraindre par ce moyen de rester de son parti. |
12. | Recueil des pièces très intressantes, qui concernent la paix d'Aix la Chapelle en 1748 et la guerre de sept ans. Contient en outre une quantité de lettres écrites par quelqu'un de Dantzig sur les affaires qui se passaient. Entr'autres plusieurs pièces concernant la Hollande. |
13. | Epistola (non autographa) Dom. l.l. Rumpf (scripta Holmiae 22 Oct. 1678) ex jussu P.P. Ordinum Gen. Foed. Belgii Dominorum suorum. - De pace Neomagensi. |
14. | Sacrae Regiae Majestatis declaratio impertita ad memoriale Plenipotentiarium Celsorum ac Praepotentium Dominorum Ord. Gener. Foederati Belgii, scripta Holmiae die 30 Nov. 1695. |
15. | Literae autographae l.l. Rumpf ad regem Sueciae de
|
| |
| |
| alicujus mercatoris Cornelis Kock delicto. - Holmiae a.d. 30 Nov. 1689. |
16. | Epistola T. Poli scripta ex auctoritate regis Caroli XII ad ord. gen. Belgii Foed. de invasione Polonorum contra jus et legem, duce Flemingio. - Scripta 14 Martis 1700. |
17. | Geometrie du Prince Maurice de Nassau. - Livre en petit folio ecrit en français d'une main très lisible avec plusieurs figures. |
| Sur la première page se trouvent les signatures des princes Maurice et Louis de Bourbon. |
18. | Verzameling van authentique stukken betreffende den opstand der Nederlanden, beginnende met 1563. |
| Dit werk is voorzeker het belangrijkste van alle bovengenoemde manuscripten. - Het is zonder titel, en scheen mij toe eene copie te zijn, geschreven in het begin der 17 eeuw of vroeger. - Het origineel schijnt volgens eene kantteekening verzameld te zijn door een bewoner van Antwerpen, die steeds in tegenwoordigheid was van den gouverneur Hoochstraten, bij de absentie van den prins. Hij woonde althans de comparities bij van dezen gouverneur met den raadpensionaris Galles, de heeren Roger de Taxis, Loys Vogel en Wijnant van Heilwegen. - Wegens hunne belangrijkheid laat ik eene opgave van den inhoud volgen van alle authentique stukken. |
pag. 1. |
Remonstrances des Nobles du Pays Bas à la gouvernante la Duchesse de Parme, exhibées en Septembre 1563. |
pag. 2. |
La proposition faicte par mons. de Brederode a mad. la Duchesse avant que porter la Remonstrance |
pag. 4. |
Requeste des Nobles du Pays Bas, portée à mad. la Duchesse de Parme et de Plaisance etc.
Responce de la gouvernante.
Autre Harengue et Remerciement. |
| |
| |
p. 5. |
Requestre portée par les Nobles du Pays Bas à mad. la Duchesse de Parme etc. le 5 d'Avril l'An 1565. |
p. 7. |
Portée par le Sr. Henry de Brederode, Sr. dudt Lieu, accompagnéts des Nobles du Pays Bas, le Vendredi cincquiesme d'Avril MDLXV avant Pasques.
La response faicte en conseil d'Estat par mad. etc. sur la precedente Remonstrance.
Promesse faicte aux Gentilshommes assemblés en la ville de Bruxell par les Chlvs de l'ordre le VIII d'Avril 1565 avant pasques.
Missive de madame à mons. d'Egmont etc. |
p. 10. |
Copie van somige ende principaelste arlen wt de propositie geextraheert van shoofs wegen geproponeert den Staten van Vlaenderen binnen Gendt XI May 1566. |
p. 14. |
Responce de ceulx de Flandres snr la Moderation des Placcarts. |
p. 16. |
La Response du Clergé de Flandres donnée à Gand le XVI de May 1566. |
p. 17. |
Lettres de la ville d'Arras ecrite le V jour de May 1566, à la Duchesse de Parme, concernant les placates. |
p. 18. |
Copie d'une lettre du roy Philippe par Courteville (à la ville d'Arras) concernant un voyage vers cette ville 6 May 1566.
Accompagnée d'une lettre soussigée par Marguerite et van der Aa de Bruxelles 19 Juin 1566. |
p. 19. |
Afschrift van eenen brief der burgerij van Antwerpen aan burgemeester en schepenen hunner stad, met verzoek om zich aan de eischen van, den graaf van Brederode enz. aan te sluiten. |
p. 24. |
Vermaninge aan Regeerders en gemeynte van vier hooftsteden van Brabant. - Op de kant stond: gestrooyt in Antwerpen in printe op ter straten en tot diverse luyden en huysen. Op ten XXVII Aprilis 1566 des nachts. |
p.27. |
Briefe van Hertoginnen aen stadt van Antwerpen aan- |
| |
| |
|
gaende Inquisitie en den nieuwen biscop. |
p. 28. |
Remonstrancen van hooftluyden en wyckmeesters van Antwerpen aan wethouders tegen het voorgaen overgegeven. |
p. 32. |
Derde waerscouwinge en vermaninge aan goede getrouwe regeerders en gemeynte van lande van Brabant tegens de calumnien van den cardinael van Granvelle, nieuwe Biscoppen, Viglius, Morillon, Theologienen van Loven, Dekens, Prochianen, Monicken, Alfonso del Canto en andere Inquisitionis.
In margine: gestroyt t'Antwerpen by nachte achter straten den XXV May 1566. |
p. 35. |
Brief van wijkmeesters enz. aan de regering van Antwerpen. |
p. 37. |
Vertoog aan de wijkmeesters enz. |
p. 38. |
Brief van Hertoginne aen Biscop van Brugge tot onderhoudt van 't Concilium van Trenten.
was onderteekend: Marguerite en d'Overloosen. |
p. 40. |
Epistola Pii Papae quarti Venerabili fratri Episcopo Brugen: - Romae XVII Octobr. 1565.
Lettre de Marguerite a Mess, le grand Bailly, bourgem. etc. du territoir de France XXIII d'Aoust 1566 de Brux. |
p. 42. |
Lettre concernant les troubles des Nobles pendant leur sejour a Bruxelles. Soussignée par Louis comte de Nassau, Charles de Revel Sr. d'Andrigues, Bernard de Merode Sr. de Rume, Johan de Casembroodt Sr. de Backersoele. |
p. 42. |
Proposition verbale faicte a Son Alt. avant de porter la Remonstrance. |
p. 43. |
Requestre des Marchans à la Noblesse assemblée. |
p. 44. |
Proposition faicte de la part de son Altesse aux deputés de la Noblesse à Duffle XVIII de Juillet 1566. |
p. 45. |
Requestre de ceux de la Religion Reformée de Bruges |
| |
| |
|
à mons. le Prince Gavre comte d'Egmont, 25 Sept. 1566. |
p. 50. |
Namen (der Spanjaarden) dergheenen die voir Harlem doot gebleven sijn. |
p. 51. |
La commission du duc d'Alve sur les Pays Bas, l'an 1566. |
p. 52. |
Requestre ofte Briefe dier van gereformeerde Religie aan Keyzer. - (In het latijn geschreven,) onder staat: data in Inferiore Germania Calend. Avril. Ann. 1566. |
p. 56. |
Requestre aan Keyz. Mj. by de gedeputeerden van de confessie van Ausburch, waarbij zij te kénen geven in wat manieren sij de p' dicatie verkregen hebben, begrijpen oock in 't corte de summa van hunen geloove.
Onder staat: Die twaelf gedeputeerde en geordineerde der Christlicher kercken der Ausburchse confessien residerende in de stadt van Antwerpen. |
p. 60. |
Brief somiger Keurvorsten van wegen der bedroefder Christen in Nederland aan den Coninck van Spaignen gescreven.
Onderteekend: Fredrick Paltsgrave aen Rijn.
Wolfganck id. id.
Chroffel hertog to Wirtenberg, grave van Mompelgarden. |
p. 62-75. |
Charges et Accusations dn procur. general à l'encontre de mons. le comte d'Egmont, servies le XXIX Dec. l'an 1568.
Soussigné Pratz. |
p. 75-92. |
Defense et Response de M. le comte d'Egmont contre les articles proposees par le procureur general contre luy 12 Fevr. 1567. |
p. 92. |
Sentence contre le comte d'Egmont. - Executée le V jour de Juin 1568 à XI heures. |
p. 94. |
Verhaal van Doctor Cunerus aangaande den dood van Egmont. |
| |
| |
p. 95. |
Copie de la lettre escript' au Roy par le comte d'Egmont peu auparavant sa mort. |
p. 96. |
Lettre de Mad. la comtesse d'Egmont, Dame Sabine Palatine Ducesse en Bavière, Princesse de Gavere, a Mons, le Chancelier. Elle se plaint que selon les articles du privilège de la Toison d'Or (qui y sont ajoutées) son mari ne pourrait pas être mis en prison. |
p. 98. |
La même plainte des États de Brabant. |
p. 98. |
Publication du prince Guill. de Nassau (Anthoine de la Laing) dans laquelle il declare de vouloir defendre les Pays Bas contre les vexations du Roi d'Espagne, et par laquelle il invite à s'unir autour de lui tous ceux, qui desirent à chasser les ennemis. |
p. 100. |
Lettre de Louis comte de Nassan, Catzenellenbogen, Vianden et Dietz, Sr. Bilstain, chef et capitaine general aux villes de Groningue et Ommelandes, declarant qu'il est venu avec une armée pour sauver le pays. |
p. 101. |
Eenige publicaties en instructies aan Lodewijk, van wege den Prins van Orange. |
p. 105. |
Lettre du duc d'Alve aux conseils d'État touchant ce qu'il avait fait à Groningue. Du camp à Jemicum sur le Ems le 20 Juillet 1568. |
p. 106. |
Publicatie van Augustus, hertog van Saxen, aan zijne onderzaten over het werven van troepen door Alva. 1568. |
p. 108. |
Les charges du Proe. Gen. contre ceux d'Utrecht. - Exhibé à Bruxelles le 30 Dec. 1570. |
p. 109. |
Des publications du duc d'Egmont et d'autres afin de defendre de précher.
Publicatie van den president en raden over Holl. en Zeeland en Vriesland, over het onderhouden van het Concilie van Trenten. 8. Jan. 1565.
Noms de ceux, qui seront deputés des Nobles protestans du Pays Bas.
Pour Arthois - Sr. Dolhan, Mons. de Longastres. |
| |
| |
|
Pour Haynnault Mr. de Villiers.
Pour Geldres Mr. de Thouloust.
Pour Luxembourg Mr. Dandelot.
Pour Hollande Mr. le comte Lodewick escripra à Mons, de Brederode à ce qu'il depute quelqunque à cest effect avecq lres mesmes de credence.
Pour Zelande le dict Lodewick escripra a Mr. Rollers.
Pour Frize Mr. le comte Lodewick y pourvoyera.
Pour Faulquemont Mr. de Waroux et le comte d'Overempde.
Pour Overyssel Mr. de Thoulouze en communiquera à Mr. de Welle.
Pour Namur les Srs. Louvervaulcx, Brandenbourg et Bacquerzelle.
Pour Armentières Mr. de Nostove.
Pour Lille Mr. Descaubeque.
Pour St. Omer Mr. d'Esquerdes et ses frères- |
p. 113. |
Declaration des gentilshommes deputéz sur le traicté faict à Bruxelles le XXVII d'Août 1566. |
p. 116. |
Les noms de ceulx lesquels les Archiers de son Altesse et autres de la garde de la ville de Bruxelles ne laisseront entrer en cette ville le VII Fevr. 1566. |
p. 117. |
Mandem. faict en la chastelene de Lille Janvier 1566 par son Altesse touchant l'execution le baron Rassenghien, gouverneur de cette ville, et pour maintenir l'ordre. |
p. 118. |
Namen van ingeroepenen in Antwerpen en Bruggen om te compareren binnen 8 weken. XXI Febr. 1567. Le Prince d'Orange, Louis de Nassau, Henry Sr. de Brederode, Floris de Palant comte de Culenbourch, Guill. comte van Berghen, Antoine de Lalaing etc. |
p. 122. |
Ordre du due d'Alve touchant la reparation des Églises Bruxelles 1567. |
p. 123. |
Lettres du Roy touchant la mort du grand comman- |
| |
| |
|
deur Don Luys de Requesens, afin qu'on obeisse au conseil d'Etat. Madrid XXIII Mars 1576. |
p. 123. |
Missive du Pensionnaire de Gand, par laquelle il notifie a ceulx de la loy touchant ce qui a est resolu à l'endroit la liberté de la Religion (1566). |
p. 124. |
Nouvelles du mois de Sept. 1566. |
p. 127. |
Contract oft accord der stad Amsterdam met die van Religien gedaen. Anno 1566. |
p. 130. |
Gebot gedaen bij die van Ghend. |
p. 131. |
Proposition des Sr. Chevaliers touchant ceulx de Valenciennes. |
p. 133. |
Remonstrance et supplications de ceulx de l'Église reformée de la ville de Valenciennes sur le mandem. de son Alt. faicte 14 de Decembre 1566. |
p. 140. |
Requestre desd. de Valencienn. aux Srs, et gentilshommes confederés pour presenter leur remonstrance et supplic. à Mess. les chevaliers de l'ordonnance du conseil d'Éstat. |
p. 144. |
Eedt die de wethouders hunnen burgers hebben voorgehouden. |
p. 145. |
Excusatie tegen dezen eedt gedaan door Jan Beek 1567. |
p. 145. |
Formulieren van eedt, die men sal proponeeren den poorters en ingesetenen van stede van Gendt van wegen haer hocheit 1567. |
p. 148. |
Interrogatien der commissarissen der Con. Maj. in Vlaenderen. |
p. 149. |
Rescript et declaration du prince d'Orange, contenant l'occasion de sa defense inevitable de son Exc. contre l'horrible tyrannie du duc d'Albe et ses Adherents. 1568 Juillet. |
p. 154. |
Volmagt van Grave van den Berge aan Crispina Zeltbrugge om in Gelre en Zutphen bezig te zijn, volgens de ontvangene bevelen van den prins van Orange. 1566. |
p. 156. |
Ordonnance du Roy 1576. |
| |
| |
p. 156. |
Placcart op de onbehoorlijke usurpatie van heeren de Raden over 't gouvernement van landen van herwaarts over. - Onderteekend van wege den Koning Overloope. Brux. 1576. |
p. 157. |
Consilium septem dilectorum cardinalium. Datum Paullo IIII ad requisitionem Francisci Sominii Oratoris regis Catholici. In negotio cath. Regis super divisione Episcopatuum Inferioris Germaniae. Romae 19 Oct. Ann. 1573.
Requestre der drie staten van Brabant overgegeven aan Hertogin van Parma, ten eynde te worden belet en afgedaen de Inquisitie op handen wesende. |
p. 175. |
Requestre bij de generale staten van Nederlanden in 't gemeijne in Oct. anno 76 aan Keyz. Majesteit overgegeven, bij der welcke begeeren in protectie genomen te worden en dat den Capitainen belast worde te verlaten de Spaensche partijt. - Brux. Oct. 1576, get. Status Belgii sive Germ. Inf. Brux, congregati Cornelius Weellemans. |
p. 179. |
Saufconduit en Pardon voor die van Maastricht bij de Spanjaarden op 20 Oct. 1576 gespolieert. |
p. 180. |
Articles de la pacification faicte et conclue entre les etats du Pays Bas et le prince d'Orange 1576. |
p. 184. |
Copie de la lettre envoyée par le Sr. Johan d'Autriche aux Éstats du pays faicte le 19 Nov. 1576, luy etait à Lutzenbourg. |
p. 186. |
Brieven van Princen van Oraigne, geschreven aan Staten van landen inhoudende de openingen van brieven des Conincx betreffende don Juan d'Austria 1576. |
p. 188. |
Oratio nomine Statuum Hollandiae et Zeelandiae in comitiis Ratisbonen recitata circa kal. Oct. 1576. |
p. 197. |
Litterae Statuum ad westphalici conventum 1576. |
p. 202. |
Trois lettres, qui portent plaintes contre les soldats Espagnols. (Incertain de qui). |
| |
| |
p. 204. |
Remonstrantie der 3 Staten van Brabant aan gouverneur don Loys de Requeseus, commendador, in Dec. 1574. Avec les remonstrances de son Excell. |
p. 208. |
Remontrance des états unis à Brux, à son Excell, avec les remonstrances de celui-ci. |
p. 214. |
Lamentation des Walons du Pays bas semée et esparsée par billets au champ du gouverneur en l'an 1574. |
p. 214. |
Remonstrance des trois etats de Brabant à son Excellence. |
p. 218. |
Remonstrances des villes de Brabant à son Excellence. |
p. 223. |
Articles proposees de la part du prince d'Orange pour parvenir au tractement de paix. - (Les conditions generales: Depart des Espagnols, les priviléges en vigueur, les actes du due d'Albe et du Conseil des troubles soient supprimés, les conditions particulières touchant les villes). |
p. 226. |
La forme qu'on doit garder à la procedure de cette paix. |
p. 227. |
Discours contenant moyens pour reduire la France à une entière obeissance a son Roy. - (Par un refugié après la St. Barthelemy. |
p. 230. |
Brieven van Conincx van Vrankrijk broeder dirigerende aan Staten van Ned. berueren syn attesten en goeder affectien therwaerts en de comissie van syn Ambasseur aan Staten daerop gevolgt. - (En français, écrites en reponse à la mission des deputés Blontzer et van Noot 27 Nov. 1576 de Blois.) |
p. 231. |
La commission de Mons, de Bovynet envers les Éstatz. |
p. 233. |
Een waerachtig cort verhael van die wonderbaerlieke miraculeuse veranderingen en verscheyden saken, die den 23, 24 en 25 Nov. 1576 binnen der stadt van Groeningen zijn toegedragen.
Het grouwelijke gedrag van Caspar de Robles in Groningen met Fernando Lopex. |
p. 238. |
Lettres de Don Juan d'Autriche aux Estatz. - (Con- |
| |
| |
|
cernant le passage des troupes du prince d'Orange par la Meuse et le garnison d'Utrecht. 10 Janv. 1577. |
p. 239. |
L'union des Estats generaulx des Pays Bas assemblés à Brux., dont l'original est signé tant par les prelats, nobles, villes que autres, aggrees par Mr. du conseil d'estat comis par sa Maj. au gouvernement general de ses P.B., reposant l'original souls la garde des Estatz de Brabant. - (Promesse de s'unir contre les Espagnols, 9 Janv. 1577 signé Berty). |
p. 241. |
Advis de Messrs, du conseil d'estats de sa Mast, aux Estatz generaulx des Pays Bas sur les points proposés (de la paix, du départ des Allemands et payer une somme de 2 milles ecus). |
p. 241. |
Resolution des Estatz generaulx. Signé Corn. Weellemans 5 Fevr. 1577. Le payesment ne se fera avant que les soldats soyent partis. |
p. 242-245. |
Vertalingen van stukken van de Inquisitie te Madrid om haar in de Nederlanden in te voeren. 26 Febr. 1568. |
p. 245. |
Sal men den Coninck ook uyt den Nederlanden tot ons moeten laten comen en hier moeten houden, opdat hij niemermeer weder in de Nederlanden en keere en dat oock nyemand der Nederlanders neffens syne Maj. ennigen vryen toeganck en sal gegeven worde noch sprake bij hem hebbe enz. - (Vertaling van een stuk uit den Inquisitie-raad). |
p. 247. |
Certains advis et demonstrations pour la Maj. du Roy touchant l'assurance de son Estat, benefice et richesse universelle. (Premièrement et sur tout que le Roi fasse incorporer tout le pays et provinces de ces Pays Bas en un corps de Royaume et se fasse coroner Roi absolut du même Royaume, lui donnant le nom et le titre de la Royaume de la Basse Allemagne on Germanie Inferieure, faisant de Bruxelles un lieu Metro- |
| |
| |
|
polis. 2o. Une loi pour tout le pays; 3o. un certain nombre d'Evèques; 4o. de detruire les conseils dits Breede Raad, 5o. Etablir un nouveau office; 6o. Batir des forteresses; 7o. Oter les armes aux villes; 8o. Construire un armaire, 9o. Dresser une armée marine de 20-30 vaisseaux, 10o. Un corps de nations étrangères. ‘Car nous trouvons toujiours que les gens de ce pays sont plus dediéz et affectionnéz à industrie, qu'à la guerre.’ 11o. Visiter les privilèges; 12o. Donner aucune franchises et libertés aux villes; 13o. Pardon géneral à tout le même peuple. |
p. 250. |
Copie van puncten en articlen, gesloten bij den Hertoge van Alva en zijnen nyeuwen Raedt, inhoudende de persoonen in 't general soo catholique als andere bij hem alreede gecondémeert omme om lijf en goet gebracht te worden, getranslateert vuijt de originale Spaensche arlen. gevonden binnen Antwerpen in de camere van Vergas, president van selve Raden, ten huijse van Marcus Nunues, in de Meere aldaer. |
p. 252. |
Een placcaet van Jeronijmo de Rhodas, bij den welken alle gevluchte van Antwerpen wordt gebhoden in te commen. - (De par le Roiy). |
p. 254. |
Conditions sur lesquels le comte de Bossu est content de permettre la sortie des capitaines et souldarts, qui sont au chateau d'Utrecht. 9 Fevr. 1577. |
p. 255. |
Instruction pour les deputés des États Generaux du Pays Bas allant trouver son Altesse. - (Sous Jehan d'Autriche 23 Nov. 1576). Articles et demandes des deputes à son Altesse. |
p. 260. |
Lettres des deputéz-estans à Luxemb. aux États generaulx des Pays Bas assemblés à Bruxelles. - (Ayant rapport à leur visite chez D J. d'Autriche afin de lui prier d'cxcuter son plan d'envoyer la gendarmérie Espagnole hors des Pays Bas. Signé Adolf de Meetkercke. 4 Dec. 1576. |
| |
| |
p. 262. |
Replique des deputéz sur les Apostilles de son Altesse et la Response. - (Le départ de la gendarmerie. Consentit Restitution des prisonniers. Consentit Liberté de Religion - Reste indécis). |
p. 264. |
Lettre de D.J. d'Autriche aux estats du Pays Bas 14 Dec. 1576. (Priant les états de venir à Namur). |
page. 265. |
Acte des Estatz. - (Donnant sejour à Sr. Octavio de Gonzaga.) |
page. 265. |
Instruction donnée des Estats au Sr. Willerval. - (Qui est envoyé chez D.J. d'Autriche pour trailer et se plaigner de la conduite des soldats). |
page. 267. |
Lettre des Estatz au prince d'Orenge, 18 Dec. 1576. (Lui priant de nommer quelques Srs. de qualité en Allemagne pour faire correspondance avec eux). |
page. 268. |
Attestation de quelques Evésques, Abbés, Doyens et Pasteurs que le traicté de paix faicte entre ces Prov. et le Prince n'est préjudiciable a l'Église Catholique Romaine et mesmes à Pavancement dicelle. - En latin. Ecrit au Roi Philippe 23 Dec. 1576. Signé Herm. van Heyen). |
page. 269. |
Lettres des principauls de la citadelle d'Anvers a D.J. d'Autriche. - (Priant d'être transposes par mer à la patrie). |
page. 269. |
Instruction pour Mrs les Deputéz et Envoyes de la part des Etatz Gen. pour se trouver avec le conseil d'Estat vers Mons. D.J. d'Autriche en la ville de Huy et traicter resolutivemeut les poincts en suyvants sans y employer plus de quattre jours de communication. - (Les noms des deputés y sont joints 15 Janv. 1577). |
page. 271. |
Memoire de ce que son Alt. a respondu aux Estats. - (Faire sortir les gens de guerre Espagnols; consenti d'entendre à la pacification generale des Estats. - Elle gouvernera selon les privilèges, elle fera l'Assemblée des Estats). |
| |
| |
page. 276. |
Appendix escript de la main propre de D. Juan. Concept de la paix pour estre despeschée pour edict perpetuel du Roy. 18 Fevr. 1577. |
page. 277. |
Points et arles lesquels le Sr Octavio Gonzaga est venu presenter de la part de D.J. d'Autriche aux Estats generaulx. - Les etstats gen. ayant veu et meurement deliberé sur les poincts contenus en cest escript ont sur chacun d'sceux resolu comme s'ensuyt etc. |
page. 279. |
Response du prince d'Orenge et les Estatz d'Hollande et Zelande aux Estatz Gen. surl'edict perpetuel envoyé a eux: |
page. 292. |
De middelen om Tantwerpen anno 66 te remedieeren. (De herstelling van rust; sluiting der Roomsche kerken en kloosters; afdeelingen der gemeente). |
page. 297. |
Een pasquille. Anno 1567 (van den navolgenden inhoud):
Den autheur tot den Keyzer. - Een man en is niet beter dan woirt.
De Keyser. - Wie kant alle man te passen gecoken.
Roomsch Coninck. - Als men 't kint synen wille doet, so swyget stille.
De VII Keurvorsten. - So menich hooft so menigen sin.
Die van Maagdenborch. - Men en kent gheen vrienden dan in den noot.
Biscop van Mens. - Alst hier reegent salt elders druppen.
Biscop van Coln. - Gemeijnen rouwe evelt wel.
Biscop van Luydick. - T' is nu tijt ploegen en ommesien.
Biscop van Utrecht sieuck. - Geen sant verheven in sijn landt.
Palsgrave. - T' geloove draegt den man over het water.
Calvinus. - Den duijvel wil de necker beschamen.
Erasm' Roterod. - Als de hoeren kijven dan comen de baken vuijt.
M. Luther. - De waerheit en compt altoos niet te passe. |
| |
| |
|
Menno Simons. - Ten baet wasschen oft wrijven, dat swert is sal swert blyven.
De Logisten. - 't Sijn al pijpen van ouden stroo.
't Gemein volck. - Al hert tegens hert de duyvel tegens syn moer.
d'Autheur tot den leser. - Heusch van monde en getrouwe reclitehanden, Mogen wandelen in alle landen.
d'Autheur tot den Coninck van Spaignen. - Die synen neuse afsnydt die scheynt syn aangesicht.
De Coninck. - De geruste en kan niet langer dan de ongeruste en gelieft.
De Gouvernante. - Vrouwen gedachten, wintersche nachten, en wille van heeren, Syn drie dingen die haest verkeeren.
De hertoch van Parma. - Ick en komme hier niet om kyven of om vechten, Maar om een penninexken te vergaren.
De Paus. - Op een quade meret sal men wel teeren.
De Cardinael Granveile. - Ick weet wel wat je dryve, al en drijve ick gheen verekens.
Morillon. - Mij en roechs niet wiens huijs dat berne, Als ick aen de colen mij maer wernen.
President Viglius. - Diens broot ick ete, diens woirt ick spreke.
Doctor Hopperus. - Die niet en besuert, niet en besuet.
Biscop van Cameryck. - 't Is quaet om houden, dat vallen wilt.
t' Hoff. - d' lavuyt is also goet als gelt.
Secreten raedt. - Veel raders en syn gheen gelders.
De Staten. - D'oude liedekens sijn noch al de beste.
Hertoich van Aerscot. - Hy en doolt niet al die ten halven keert.
Grave van Meghem. - Die 't vier van doene heeft, moetet in de asschen soecken. |
| |
| |
|
Arenberge. - Hij weet waar hem den schoen dwingt dien hij aan heeft.
Hochstraten. - 't Is Konste in weelden mate houden.
De Abdyen. - Men moet van twee quaede d'beste kiesen.
't Capittel. - Die syn pappe stort, en kan se niet al weder opgerapen.
De Geestelicheit. - Die wel geoochst heeft mach wel dorschen.
De lesere. - 't Is al verloren gefluyt als 't peert niet pissen en wil.
Totten hert, van Cleve. - Al ben ick gebeten, ick en ben niet gheten.
Vorstinne van Cleve. - Vrouwen raedt is somtyds goet, maar dicwils quaet.
Prince van Oraigne. - 't Is beter wel bemint, dan seer ontsien.
Grave Lodewick van Nassau. - Is 't geluck oft ongeval, 't compt hem wel, diet hebben zal.
Grave van Egmont. - God helpt altijd den stercxste.
Grave van Mansfelt. - 't Is const' leven als de doot comt.
Heer van Bergen. - Daer twee wedden moet een verliesen.
Montigni. - Yemant moet de catte de belle aenhangen.
Breederode. - 't Is den slapen den hont quaet wekken.
Culenborch. - 't Is quaet dat men niet hooren en mach.
Edeldom van Brabant. - Den hont is stout op sijn messie.
Id. van Vlaenderen. - Daer thegrijp groot is, is de vriendschap cleyn.
Id. van Hollant. - 't Is goet goede vrienden houden.
Id. van Zeelant. - Een vier van smuyckende colen is quaet om blusschen.
Id. van Arloi-s. - Den wech die gebaent is, is goet om vinden. |
| |
| |
|
Edeldom oft Geux. - 't Gaet wel voirt, daer de paerden gelyck trecken.
Den breeden Raedt. - 't Is met ongewillige honden quat hasen vangen.
Borgerlicke gemeynte. - Men sonde den ezel wel te zeer verladen.
'T gemein Canaille. - Men sal so vele uidt colen rapen, als in de brant laten.
d'Autheur tot een yegelyk. - 't Is quaet met heeren kersen eten, Want heeren peeren en rotten niet.
Id. totten geestel. staet. - Men en houdt geen vriendt te groot, noch vyant te cleyn.
Den geestel. Raedt. - T'en baedt keers noch bril, als men niet sien en wil.
Spans Plaecat. Beter den duyvel doot, dan den man selve.
Religieusen. - 't Is voor creupelen quaet manck gaan.
Vier biddende oirdenen. - Die in tyts toesiet en kaekt in syn bedde niet.
Reguliers. - Al siet men de lieden en kent se niet.
De hipocryten. - Men moet onsen heere een vlassen baert maken.
De Carthusers. - De menigte is al anders dan hy schijnt.
Prochianen. - Wy hebbent also vast als een palinck metten steerte.
Capellanen. - 't Gaet met ons als eijeren die vuijtloopen.
Canters der kercken. - Elck vogel singt, so hy gebeckt is.
Jesuiten. - God by de voeten en den duyvel by den steerte.
Officialen. - Elck is een dief in zyn neeringen. |
| |
| |
|
Canonicken. - Als 't calf verdroncken is, dan vult men de put.
Ketter mrs. - 't Is al quaet goet, dat men niet crygen en kan.
Biechtvader. - 't Is te laete seyde d'extere en hadde den bout in 't gat.
Den lesere. - Die lange leeft siet vele, maer aansiet het eijnde.
Loven. - T'en syn niet al koken, die lange messen dragen.
Antwerpen. - 't Is goed prediken, daer 't volck verstant heeft.
Bruessel. - De extere can qualick haer huppelen gelaten.
's Hertogenbosche. - De cruycke gaet so lange te water tot dat se breeckt.
Mechelen. - Bedwongen dienst is God niet aangenaem.
Breda. - 't Hangt hem gemeynlick aen, daer mede omgaet.
Bergen op Zoom. - 't Is quaet water seyde den reyger ende en const niet swemmen.
d'Autheur. - 't Is altoos goet een ooght in t seil te hebben. |
page. 301. |
Bespotting van de tiende penninck (in versen). |
page. 308. |
Bespotting der Roomsche geestelijkheid. |
page. 312. |
Advertissement des rustes et finesses du Mons, le cardinal de Grandville.
Divisé en deux parties. 1o. L'art a se saisir luy seul de l'entière maniance des affaires du Roy et des pays mesmes de tous ceulx qui sont secretes et importantes 2o. Le Tenir le moyen de se maintenir contre tous et en oultre s'y accroistre de plus en plus esquels poincts et dependences il s'est merveilleusement exerce' en |
| |
| |
|
l'escolle de feu son Pere Nicolas Perenot. (Aperçn de 38 pages très intressant pour l'histoire de ce temps et contient des déscriptions d'hommes très remarquables).
Van pag. 331 tot 352 zijn de bladen uitgesneden. |
page. 352. |
Pasquillus gestroyt en geplect te Brussel in Sept. 1576. |
't Sal met u niet wel vergaen,
page. 356. |
uignerat on faisant aux geux la guerre. - Guerre. |
Qui aura le pris, le pape ou bien les geux. - Eulx.
Scaurait il plus defendre son canon? - Non.
Ne lui peult doncq ayder son grand terrien. - Rien.
Et ou derneurera la Messe a deux soulz. - Soulz.
Qui est lappuys du Pape et sa sequelle. - Elle.
Ne la peult on tirer a bon poinct? - Point.
Le rouge veau sera tout esblouy? - Ouy.
Ses ennemis auront-ilz ce grand bien? - Bien.
Quant il cherche questie, qui cherche il encoir. - Or.
C'est un Neron qui a tout mal aspire. - Pire.
Reviendra il en sa puissance doneques? - Oncques.
Qui tirera aux geulx de lesmoy? - Moy.
page. 356. |
Datums van beeldstormingen gedaen en voorts ghekeert in de Nederlanden. Anno 1566. |
| |
| |
|
(De Rormeinsche cijfers zijn in verschillende versen ingelascht). |
page. 361. |
Pasquille craignant sa peau, |
En ostre descora come veau,
Diet Adieu a ceulx du Pays Bas.
En se retirant pas a pas.
Adieu Philippe d'Austrice ties debonnaire Prince,
Qni dominez sur la basse province.
page. 365. |
Adieu se diz aux Inquisiteurs, |
Qui par leurs grands labeurs,
Et aussi les biens qu'ilz feront
Leur sernblera que en paradis entreront,
Si ainsi est, le grand diable y sera
Qui tous ensemble les emportera.
page. 365. |
Pasquillus.
Au Roy. Exod. V. En famuli tui flagellis caedimur et injuste agitur contra populum tuum.
Due d'Albe. Implevit ut leo praeda speluncas suas et enbile suum rapina.
Conseil au Roy. 2 Reg. 19. Usque quo siletis et non reducitis regem?
Aux Jesuites. Num. 32. Cur subvertitis mensas fihorum Israël.
Les Pays Bas. Josue 14. Absit a nobis, ut relinquamus Dominum et serviamus Diis alienis.
Le Cardinal Granvelle. 2 Reg. 12. Pater meus gravavit jugum vestrum, ego et addam.
Les Espaignolz. Job 24. Vim fecerunt depraedantes pupillos et vulgus pauperum.
Le peuple. Psalm. 2. Dirumpamus vincula eorum et projiciamus a nobis jugum ipsorum.
Cappin Vitelli. Sit fortitudo nostra lex injustitiae. |
| |
| |
|
Le grand commandeur. Exod. 5. Ite ergo et operamini, paleae non dabuntur vobis et reddite consuetum numerum laterum.
Au duc d'Arscot. Abac. 1. Quare lates impio devorante justiorem se.
Le marquis Havrec. 1 Reg. 17. Non possum sic incedere, quia usum non habeo.
Au Prince d'Orenge. Jud. 6. Vade in fortitudine tua et liberabis Israel de manu Madian.
A Hollande et Zelande. 1 Reg. 10. Certe videtis quem elegit vobis Deus, quoniam non est sanitas in omni populo.
Le comte d'Egmont. Joh. 10. Si non facio opera Patris nolite credere mihi.
La ville d'Anvers. Apoc. 3. Te ex ore meo, quia neque frigidus es neque calidus, evomam.
La Baylly de Waes. Gen. 12. Novi quod pulchra sis mulier, die ergo quod soror mea sis, ut bene sit mihi propter te.
Roda ibidem. Quidnam est hoc quod fecisti mihi, quare non indicasti, quod uxor tua esset.
Le Commissaire longin. Ps. 86. Domine in beneplacito tuo exaltabitur cornu nostrum.
Del Reo. Rom. 2. Non enim in manifesto sed in abscondito judeus est.
Le Fiscal Boiscot. Eccles. 10. Hic enim animam suam venalem habet.
Longolius et ses consors. Isaie 59. Viam pacis nesciverunt et non est judicium in gressibus eorum.
Alexander Gonzaga. Matth. 25. Inutilem servum ejicite in tenebras exteriores.
Reingout. Levit. 19. N'abandonnez pas tes filles à paillardise, afinque le pays ne soit remply de mauvaises crimes. |
| |
| |
p. 367. |
Pasquillus.
Omdat men 't calfken na seegt openbairlick,
Dat ten oproer maeckt in steden en in landen, enz. |
p. 370. |
Anno 1574 den XXVI Aprilis gescreven.
Sach men Antwerpen in grooten noot,
Deur d'Incompst der Spaignarden sach men se beven, enz. |
p. 371. |
Pasquille demande des nouvelles sur les troubles du temps Present à Jehan l'ivroigne. |
p. 377. |
Les adieu aux Epaignolz lorsquilz se partirent hors du pays au mois d'Avril l'an 1577. |
Adieu chetifz de tous maux,
Du Pays Bas et de toutes vertuz,
Adieu pillartz meurtriers et meschans,
Adieu massacreurs et Tyrans,
Vos faictz vilains vous randans confuz.
Adieu violeurs de virginitéz pudiques,
Adieu conspirateurs des faictz iniques,
Couvrez vos faces pour voz enormes faictz,
Adieu spoliateurs des lieux sacrés,
Adieu lairons, qui les biens emportez
De ceulz qui n'ont aucunnement forfaictz.
Adieu race et tice fatanique,
Adieu voleurs et gens satyriques
Exerceant partout vos cruautés,
Adieu paillartz et gens inhumains,
Adieu saccageurs et grands vilains,
Les biens d'autruy vous occupez.
Adieu brigandz et rapineurs,
Adieu mananos et brandscatteurs,
Qui estes embuz de voluptez.
| |
| |
Adieu bouttefeux chiefs des mutins,
Adieu ruffiens et qui de vos butins
Vos putaines et paillardes entretenez.
Adieu jureurs et maulgrieurs,
Adieu payens de Dieu renieurs
Punis serez qui veult doubter,
Adieu marmotz et tigres enraigez
Adieu bourreaux qui les bons accablez,
Et plaisir prenez pour les opprimer.
Adieu vrays libertins et atheistes,
Perturbateurs de la Republique,
Adieu canailles spectacles de malheur,
Adieu traistres et Ischariotistes,
Adieu viperes plains de malheur,
Remplis d'orgeuil race indaigne,
Adieu fiers Lions allans bruyars,
Adieu fanacles à mains sanglans,
Tousiours prestz a tous maulz faire,
Adieu idiotz gens ineptes et folz
Les nobles et Sres scavez bian contrefaire.
Adieu superbité insupportable,
Adieu arrogance intolerable,
Plains d'ypocrisie estes farciz,
Adieu le musque civette et autres senteurs,
Adieu Luciferique boue odeur,
Quilz portent et dont ils sont muniz.
Adieu cavallerons de lepre et verole,
Adieu la danse et la carole,
Qui presentement en Anvers domine,
Adieu les mingnons des dames infectes,
Adieu poltrons gens cruels manifestes,
| |
| |
Ne demandant que le sang et la ruine,
Du peuple debonnaire et juste,
Qui touttes fois par le fier et injuste,
Ne sera de tout mis a neant.
Pasquillus Infernalis anni 1577.
Mais delivrez par le Sr. omnipotent,
Auquel se prie que si avant puissent aller,
Que jamais plus ilz ne puissent retourner.
No. 19. |
Een hollandsch Manuscript van 1563 tot 1571. - Ex Bibl. Hultmanniana divendita Sylvae Ducis apud Palier et Fil. - Op het zijblad stond:
Il traite des differentes matières morales et est très chargé de figures coloriées symboliques, l'ecriture bien lisible est de differentes mains. Cet ouvrage est certainement très rare et unique en son genre.
Vooraf gaan stukken van zedelijken inhoud. Pag. 196 begint een Chronica van den jare 1566 en bevat onder anderen:
Een sentetie des philosophi over hodert jare va dese tiden gepropheteert, die wi leiderme beleven en met op ogen ansien.
In de jare ons Here 1566 hebben vele Duitsche geconspezeert en een gezworen eet met adere gedae o e nye reformatie to maken angaende de Religioen, daar alsoe graesamer spul blootsturinge en gruwelike desolatie der lade en steden wt ontresen is, dattet jamer meer dan jamer was, want sie hem met gewapender hant tegens komt, enz.
In den jare 1567 X Martius is Brederode hier binnen Amsterdam gecome van Vianen by Utrecht gelege hem so scrivende here ven Hollant daer ee groet oproer omgecomen is en vele mit he toge vallen sint, dan |
| |
| |
|
de Hertoge va Parma als gubern va Brussel comede, heft Asterd. uedero ingenomen en ingeholde van Kon. wtwege ende od subjectie gedaen.
Item 16 July is dat de Alva gecome van Brussel met ee grote manichte va Ruten en voetknecht doer campen na Grave Lodowich toe die daar verslagen wort. 1570. Hier volget voert na een verscrickelic Diluvium met wonderliken hemelschen Tekene Donder en Blixem gesciet op dit selviger yaer des anderen nacht Novebris na Allerheilige dach.
En zoo verder tot het jaar 1578, onder vele geschiedkundige bijzonderheden wordt de inneming van Kampen in 1572 door den Grave van den Berge breedvoerig beschreven. |
p. 226. |
Eene dichterlijke beschrijving van de stad Kampen met een platteu grond. |
p. 236. |
Vita Hermanni Wolfii (hollandsche versen); hij werd geboren 1510 in Kampen. - Van monnik is hij canonicus geworden en naderhand pastoor te Kampen. Een Epistel: zynen getrouwen en beminden, zynen vriendt Gysbert van Bromhorst, genade en vrede in Christo onzen Heren Hermannus Wolf. |
Zonder twijfel bevat de Keizerlijke Bibliotheek ook eene belangrijke verzameling van Hollandsche gedrukte boekwerken, doch er bestond van deze geen catalogus. Alleen zag ik eene groote verzameling van bijbels, van de vroegste uitgaven af. Onder welke: het Oude Testament, gedrukt op last van Z.M. Peter I te Amsterdam 1721 bij Daniel van Leeuwen. - Dit deel bevatte Genesis, II Boeken Samuels en het Hooglied, gedrukt met klein kapitaal, en met halve kolommen in blanco. - Men verhaalde mij, dat Peter dezen bijbel had laten drukken, met plan om in Petersburg daarbij den Slavonischen text te laten drukken, om aldus de Hollandsche taal in zijn Rijk in te voeren, doch dat de lading bij- | |
| |
bels schipbreuk geleden had en slechts dit deel was gered. Het bijgeloof vond in deze schipbreuk een afkeurend teeken der Voorzienigheid, en men liet dus dit plan varen. - Dat echter Peter dit plan gehad heeft, kan ook blijken uit een reglement voor de Russische marine in het hollandsch gesteld op orde van Peter, dat nu nog op de Admiraliteit bewaard wordt.
Daarenboven had bij steeds de gewoonte om zelfs Russische gestelde stukken te onderteekenen in hollandsch schrift, en gewoonlijk Pieter-baes. Verscheidene zulke handteekeningen zag ik in eene verzameling van handteekeningen te Paoloks.
Dezen catalogus heb ik zoo naauwkeurig mogelijk gemaakt, om bij mijne terugkomst in het Vaderland te onderzoeken, in hoeverre deze authentieke stukken in de bibliotheken van ons Vaderland voorhanden waren, en zoo daar iets mogt ontbreken, hiervan copie te doen nemen te St. Petersburg, en had daartoe een bepaalde afspraak gemaakt met Dr. Edw. von Muralt.
Dit plan heb ik tot nu toe om verschillende redenen, vooral omdat ik voortdurend te ver van de bronnen verwijderd was, niet kunnen volvoeren. Overtuigd echter, dat het misschien belangrijk kan zijn, dat deze opgave openbaar werd, is zij toegezonden aan de tweede klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, welke mij uitnoodigde mijne aanteekeningen in eenig tijdschrift uit te geven. Dit is dan ook de reden, dat ik gebruik heb gemaakt van het vriendelijk aanbod van de redactie van dit wetenschappelijk werk, om deze opgave aan haar af te staan, terwijl het mij tevens aangenaam zal wezen, allen behulpzaam te zijn, die zich verder met de navorsching van die Manuscripten zouden willen onledig houden.
Harderwijk, Mei 1848.
|
-
voetnoot1)
- De Bibliotheek in de Ermitage is geheel afgescheiden van de Keizerlijke bibliotheek. Zij bevat 1o. de nagelaten bibliotheek van Voltaire met de onuitgegeven geschriften en aanteekeningen van dezen geleerde; 2o. de boeken van Diderot, alle van wijsgeerigen inhoud; 3o. van den Abt Gagliani, betreffende architectuur; 4o. van Chtcherbatof, betreffende de geschiedenis; 4o, van Nicolaï en Zimmerman, grootendeels Duitsche letterkunde; 5o. de verzameling van Alemberg; 6o. de aardrijkskundige kaarten van Busching, eene verzameling die compleet mag genoemd worden; 7o. de afzonderlijke bibliotheek van Catharina II, grootendeels bestaande uit woordenboeken en spraakleeren, want eene vergelijkende beoefening der talen was hare geliefde studie, en eene rijke verzameling van prachtwerken; en 7o. alle Russische boekwerken. Deze laatste verzameling werd oorspronkelijk opgerigt door graaf Orlof ten dienste der bedienden van het paleis.
Bij deze optelling van verschillende Bibliotheken, waaruit het geheel is zamengesteld, moeten wij letten op een bevel van Catharina II, nu nog in zwang, dat alle diplomatieke gezanten in andere landen tevens gelast zijn naauwkeurig te letten op alle mogelijke ontdekkingen in de wetenschappen en kunsten, om daarvan rapport op te zenden, en tevens alle aankoopen te doen, welke, in wat vak ook, voor het Russische rijk belangrijk kunnen zijn.
|