Erasmus en zijn Utrechtsche muzijkmeester.
Door J.J. Dodt v. Fl.
Prof. Heinrich Schreiber, te Freiburg, heeft in 1837 uitgegeven eene biographische Mittheilung over Henricus Loriti Glareanus, leerling en vriend van Erasmus, welk geschrift ons geruimen tijd geleden in handen kwam. Wij dachten, en de omvang van het geschrift, dat 136 bladzijden in 4o beslaat, versterkte ons in die gedachte, in het werk van Schreiber ook iets nieuws te vinden over onzen Rotterdammer en zijne betrekking tot Glareanus. Helaas! in die veronderstelling vonden wij ons deerlijk bedrogen, en ijdel was ook in het bijzonder onze hoop, van bij Schreiber eenige nieuwe inlichting te ontvangen over eene bijzonderheid uit het leven van Erasmus, wier kennis wij aan Glareanus alleen verschuldigd zijn, en die ze uit den mond van Erasmus heeft opgeteekend. De groote Rotterdammer namelijk zou aan Glareanus verklaard hebben, dat hij te Utrecht bij den organist van de Domkerk, Obrecht, onderwijs in de muzijk had genoten, eene bijzonderheid, die men in den laatsten tijd dikwerf ter sprake heeft gebragt, bij gelegenheid der veelvuldige pogingen, die aangewend zijn, om de verdiensten der Nederlanders ten aanzien der muzijk naar waarde te doen schatten. Prof. Kist heeft deze bijzonderheid het laatst vermeld; doch wij kunnen er onze bevreemding niet over verbergen, dat hij zijn onderzoek op dat punt niet zoo ver heeft uitgestrekt om in de werken, en vooral in de brieven van Erasmus, te zien, of daarin niets over dezen Obrecht zou te vinden zijn? Dit doende, zou hij gevonden hebben, dat er althans onder de brieven van Erasmus één voorkomt, gerigt aan eenen Johannes Obrecht, en een andere aan Johannes