Schilder- en toonkunst.
Een crucifix van Desiderius Erasmus.
Door C. Kram.
In de geschiedenis der schilderkunst komt deze beroemde Nederlander voor, als die kunst tot verpoozing te hebben beoefend, en wel eerst in de latere berigten, daar vroegere schrijvers, zooals Carel van Mander, zulks niet vermelden. Wat meer tot verwondering moet strekken - van Manders beroemde tijdgenoot Hugo de Groot maakt er geene melding van in zijne: Vergelijking der gemeenebesten Athene, Rome en Holland, waarin deze edele kampvechter, (op het gezag van Franciscus Junius,) zoo dapper te velde trekt tegen den antieken kunstroem, om althans eene gelijke eer in de beeldende kunsten voor zijn vaderland weg te dragen, dat hij zelfs den Delftschen beeldhouwer Willem Tetrode tegen eenen Lysippus, Polycletus, Praxiteles, en ‘met één woord, tegen alle kunstenaars en beeldhouwers van alle eeuwen’ durft stellen. De beroemde Mr. Johan Meerman, die het werk van de Groot met talrijke aanteekeningen in het licht gaf, heeft deze gaping aangaande Erasmus niet aangevuld, als eene bijzonderheid destijds genoeg bekend.
In Bleijswijks Beschrijving van Delft schijnt de eerste mededeeling daaromtrent voor te komen, bij het beschrijven van het St. Agatha-klooster aldaar, en wel van het vertrek, door den prior Musius bewoond, hetwelk met een crucifix, door Erasmus geschilderd, was versierd. In eene latere beschrijving dier stad, in folio, wordt, bij de vermelding dezer schilderij, nog een tweeregelig latijnsch opschrift opgegeven, hetwelk bij Bleijswijk niet is vermeld:
‘Haec Desiderius, ne spernas, pinxit Erasmus,
Olim in Steineo quando latebat agro.’
Wenschelijk ware het, dat de onbekende schrijver van dit