Brand!
Men kent de ordonnancie van zekeren burgemeester: ‘Men zorge vooral, zoo staat daarin geschreven, dat alles in orde zij op het oogenblik dat de brand uitbreekt.’ Dat was ook het geval in het pruisische stadje, waar de geschiedenis van den sleutel is voorgevallen.
Op zekeren nacht, 't was in een kwart eeuw misschien niet meer gebeurd, wordt er 's nachts ‘brand’ geroepen, 't Was geen ijdel geroep. In Oosterwijck-Bruin's gedichten zocht men rond wáár de brand toch wel mocht uitgebersten zijn, en riep men verschrikkend
Daar ginds op 't wandelpad,
Daar moet de brand wel wezen!
Neen, hier teekende de roode vlam en de vurig gekleurde wolk zich tegen den donkeren hemel af, en men zag zeer duidelijk dat het raadhuis brandde - het huis, waar de burgervader zijne wijze en zorgvolle ordonnanciën schreef.
Iedereen sprong te been; men bracht ladders en emmers, en zelfs een kolossalen bierketel aan, om aan de spuit een ruimen voorraad van water te geven.
Met kruisboog en schilden,
Zoo heeft van Ryswyck gezongen.
Doch neen, zóó ver kon men hier, in het wijze en voorzichtige pruisische stadje, niet geraken; want het spuithuis was gesloten en de sleutel nergens te vinden. Wie heeft den sleutel? Niemand wist het. Sedert jaren had men den sleutel nergens meer gezien en dat gaf zelfs aan het wijze stadsbestuur de stille verzekering dat de spuit goed bewaard was en de jongens er geen kattekwaad aan zouden plegen.
Er werd raad gehouden, wat er moest gedaan worden. De burgemeester zat de vergadering voor. Aan wien werd de sleutel toevertrouwd? Dat wist niemand meer. Daarvoor zouden de archieven moeten geraadpleegd worden, en de archieven stonden in vollen brand.
Bestond er nog wel een sleutel? Evenmin kon die vraag beantwoord worden. Men had een jaar of tien geleden wel een sleutel van het spuithuis gezien, doch niemand durfde verklaren, dat het wel degelijk de sleutel van het vertrek was, waar men tegen alle brandgevaar eene spuit had opgesloten.
De raad stemde dat iedereen in zijn huis zou zoeken, of er nergens een steutel gevonden werd, die toehoorde aan het slot van het spuithuis; doch terwijl iedereen in hoek en kas, in pot en kan, in zolder en kelder zocht naar den sleutel, stelde de smid voor heel eenvoudig de deur van het spuithuis in te loopen.
De burgerij maakte aanvang met dat niet gestemd, niet gewettigd, dus gansch oproerig werk; doch de burgervader die van geen oproermakers hield, deed den smid aanhouden, hem in de gevangenis steken en maakte hem verantwoordelijk voor de schade, aan een gemeentelijk gebouw toegebracht.
Middelerwijl werd in alle huishoudens de sleutelzoekerij voortgezet en er kwamen kruiwagens vol sleutels voor den dag, groote en kleine, oude en nieuwe, gepolijste en verroeste, die allen een voor een op het slot gepast, doch allen onbruikbaar verklaard werden. De ware, de echte, de oprechte sleutel moest voor den dag komen, zooals de wijze en zorgvolle raad had gestemd!
De brand woedde razend voort; doch wat kon men er aan doen? Immers. als men den sleutel niet vond, kon men de deur niet opendoen, en zoolang deze niet open was kon men de spuit niet voor den dag halen.
Eensklaps 'brak er een onweer boven het stadje los en viel de regen met stroomen uit de lucht. Dat doofde den brand van het half vernielde raadhuis uit en de burgemeester verklaarde, dat alles... nu ten beste was, dat men den sleutel niet meer noodig had en men alle verdere opzoekingen kon staken.
Het spuithuis bleef gesloten, aangezien de brand gebluscht was en algemeen werd het betreurd dat men zich zoo moê had gemaakt voor een gevaar dat, zoo als bleek, van zelve moest voorbij gaan. Dat alles is nu reeds zes jaar geleden en. het spuithuis - is nog altijd zorgvol gesloten
O l zorgvol gemeentebestuur!