vorm en kleur, naar gelang men hooger naar den top klimt, groeien op de hellingen van het reuzengebergte! Geen reiziger, die de Alpen bezoekt en geruimen tijd zijn oog heeft laten waren over de wit glimmende bergtoppen en gletchers, of hij zal ten slotte ook het bloemtapijt bewonderen dat op sommige plaatsen voor zijnen voet is uitgespreid.
Wie kent de prachtige Alpenroos niet! Doch buiten haar ontluiken daar eene menigte andere bloemen, die eene eigenaardige schoonheid ten toon spreiden. Over het algemeen hebben de alpenbloemen korte stengels; zij verheffen zich weinig boven de blaêren, die dicht op elkander gedrongen zijn als om den grond tegen de groote hitte of tegen koude te beschutten. De bloem hoeft er niet naar licht te reiken; immers schaduw is daar boven weinig of niet.
Een der sierlijkste en meest gezochte plantjes der Alpen is het edelweiss, dat zoo gezocht en bezongen wordt als ons vergeet-mij-niet, en meer dan dit laatste heeft het menschenlevens gekost.
Vertelt men niet eene roerende legende van ons klein ‘blauw-oogerke’ dat ons uit het gras zoo vriendelijk toepinkt? Twee verloofden wandelden op den boord van een moerassigen rivierrand, op welken de blauwe bloemekens met gouden puntjes, in milden overvloed bloeiden.
‘Ho,’ riep het bruidje, ‘wat lieve bloemekens! Mocht ik ze bezitten en ze, als het teeken der hoop, op mijn keurslijf dragen!’
Wat kon Herman aan zijne Dorothea weigeren! Hij liet den arm der geliefde los, daalde de helling af, waagde zich op den verraderlij ken grasbodem, plukte de bloemekens doch zonk met-éen in de diepte. Hij stak den geplukten ruikér nog in de hoogte en riep met smart tot zijne bruid: ‘vergeet mij niet!’
Die naam bleef het kleine bloemeke behouden.
Wij weten niet of edelweiss eene zoo roerende legende heeft als vergeet-mij-niet: maar slachtoffers heeft het kleine Alpensieraad gewis meer gemaakt dan het sterreke onzer weiden en hovingen. Hoevelen hebben het leven verloren om dat plantje, op de gevaarlijke hellingen, te bemachtigen. Ieder bezoeker der Alpen wil het plukken, om het zijne gezellinr e aan te bieden of het haar, verre van daar, te doen geworden.
Doch de touristen zijn over het algemeen nog voorzichtig; zij wagen zich niet al te veel om dien kleinen schat te bemachtigen; 't zijn vooral bergbewoners, die het slachtoffer van hunne roekeloosheid en hunne winzucht worden. Edelweiss wordt overal te koop aangeboden en levert alzoo eene niet geringe winst op.
Wil men ongeveer 6000 voet hoog het gebergte beklimmen, daar waar de grond met eene kalklaag bedekt ls, dan ontmoet men dit plantje zeer algemeen; doch 't is juist daar dat het plukken of uittrekken met den wortel zooveel gevaren oplevert. Beneden, waar het edelweiss weinig groeit, is het plantje dan ook schier uitgeroeid en heeft men, bij kantonaal reglement, uitgegeven door Bern, Grauwbunderland en Obwalden, verboden het bloemke in de spoorwegstaties en andere plaatsen te verkoopen
Kan het zoo gezochte edelweiss dan niet in onze hovingen overgebracht en geacclimateerd worden? Het schijnt van neen. Groeit het er, dan toch verliest het, na korten tijd, zijne oorspronkelijke pracht en schijnt te treuren dat het niet meer ginder ver en dicht bij de drijvende wolken, bloeien mag. Het vraagt zijne bergen, zijne Alpen terug, evenals de Zwitser die, in onze streken verplaatst, het heimath der bergen betreurt en zijn dahin, dahin frazelt.