thans zijn den trein te beveiligen, eer wij er weer aan denken kunnen om voort te trekken. Ik laat derhalve den trein in het midden nemen en naar rechts en links een zwenking uitvoeren, die onze vijanden voor het front drijven moet. Eerst moet echter een verkenning rugwaarts plaats hebben om ons te verzekeren, dat wij in den rug vrij zijn. Deze taak rust op de cavalerie, zoodra zij terugkeert. Geeft intusschen de noodige bevelen. Drie compagnieën rechts, drie compagnieën links in het bosch langs beide zijden over de hoogte heen! Blijft zorgvuldig met elkander in verbinding! Als wij voortrukken vormt de voorhoede het centrum en de beide zwenking-colonnes de vleugels. De beide compagnieën Hooglanders blijven hier ter beschikking.’
De officieren hadden de beweging, die de generaal commandeerde, goed begrepen, en het grootste gedeelte van den staf jaagde naar de betreffende afdeelingen, om ze te doen uit voeren. Reeds zag men van de eene zijde in de verte de ruiters in gestrekten draf terugkeeren en in den rug hoorde men het doffe rollen van de aankomende wagens.
Onder deze wagens bevond zich ook de lichtgebouwde jachtwagen des oversten Waterfield, op welke zijn lijfsbenoodigdheden gepakt waren. Op den bok zat de ons bekende maleische jongen, die de teugels vasthield en naast hem Ricardo, die den overste opal zijne tochten placht te vergezellen. Een rijknecht te paard, die nog een tweede rijpaard aan den teugel voerde, draafde naast den wagen
Onwillekeurig zagen zoowel Ricardo als Jim naar den overste, dien zij echter in de nabijheid des generaals niet ontdekken konden. Toch viel het Ricardo licht te vernemen, dat en waar de overste zich in het gevecht tegen de opstandelingen bevond.
Toen Ricardo zulks vernam, werd hij somberder dan hij den ganschen tijd sedert het vertrek geweest was Peinzend zat hij voor zich te staren, lette noch op de rondom rollende salvo's tusschen welke zich van tijd tot tijd het tromgeroffel van storm loopende colonnes liet vernemen, noch op de fluisterende bemerkingen van Jim omtrent de gevaren, waarin dë overste kon verkeeren. Zoo zat hij eene wijl met bevende lippen; daarop werd zijn aschgrauw gelaat vuurrood, hij greep naar de buks, die achter hem in den wagen stond, voelde aan den borstzak van zijn rok, blijkbaar om zich te verzekeren, dat hij ook van munitie voorzien was, verliet met een sprong den wagen en ijlde weg in de richting, waar men den overste vermoedde.
Voor Jim was enkel dit opwekkende voorbeeld noodig om Ricardo te volgen. De scherpe kris, het lievelingswapen van zijn volk, hing in een leeren schede om zijn hals. Daarmee wilde de knaap zijn meester, aan wien hij hartstochtelijk verkleefd was, te hulp komen. Tot dusverre had hem de strenge krijgstucht, die den voerliê verbood, hunne wagens te verlaten, teruggehouden; toen hij echter Ricardo zag wegijlen, was alles vergeten. Hij wist dat hij zich aan een wellicht strenge straf blootstelde, maar hij hoopte in de algemeene verwarring onbemerkt weg te sluipen en even onbemerkt weer zijne plaats te kunnen innemen. Hij wierp de teugels aan den rijknecht toe en eer deze begreep, wat dit te beteekenen had, was de knaap reeds tusschen de wagens verdwenen.
De Italiaan had intusschen een niet onbe duidenden voorsprong gewonnen. Jim zag nog wel welke richting hij insloeg; maar weldra nam het bosch hem op en onttrok hem aan Jim's oogen. Wel hadden het kraken der takken en het ritselen der bladeren den knaap tot richtsnoer kunnen strekken: maar daartoe ware noodig geweest, dat rondom hem stilte en rust geheerscht hadden, doch in het algemeene gedruis verloren zich natuurlijk de bijzondere geluiden. Zoo bleef er dus voor Jim geen ander middel overig om den weg te vinden dan dat hetwelk ook Ricardo moest aanwenden hij volgde het knetteren der geweren.
Weldra vond hij intusschen in het bosch ook andere sporen; waar eene schaar van twintig tot dertig mannen door het dichte kreupelhout gedrongen was, waren gras en kleine struiken platgetreden, takken afgerukt en hier en daar ook een lap van een uniform blijven hangen. Voor het instinkt van een natuurvolk zijn zulke kleine teekenen duidelijke wegwijzers. Met verwonderlijke vlugheid en behendigheid drong de knaap vooruit en al nader en nader klonk het kraken der schoten. Naar zijne berekening moest hij Ricardo reeds ingehaald hebben; want het was toch niet goed aan te nemen, dat deze zich een eigen weg door den djungle banen zou, terwijl er reeds, een gemaakt was, die hem daarbij regelrecht naar de engelsche troepen voeren moest. Maar reeds zag Jim de roodrokken door de boomen schemeren en van den Italiaan ontdekte hij nog geen spoor.
Hij kwam nader. Het was een deel der compagnie, welke de overste in het bosch gevoerd had. De soldaten stonden met het geweer bij den voet op een kleine open plek in het bosch en vormden de reserve voor de verder uitgezonden tirailleurs. Nochtans moest de keten zich in de nabijheid bevinden, want de lucht was reeds met poeierlucht bezwangerd. De overste was niet daar ter plaatse; de hoofdman der compagnie voerde het commando over de reserve, terwijl gene zich in de vuurlinie bevond.
De bij de officieren goed bekende maleische knaap ontmoette niet de geringste moeielijkheid om zich bij zijn heer te mogen vervoegen. De geheele linie trok langzaam vooruit. De door generaal Havelock bevolen beweging begon zich reeds kenbaar te maken; want ter rechter- en ter linkerzijde hoorde men een aanhoudend knetteren der geweren.
Toen de knaap den overste in het oog kreeg, stond deze juist zoo hoog op een heuvel, dat hij over den top kon heenzien. Zoo scheen hij de bewegingen van den vijand waar te nemen, terwijl de tirailleurlinie voor hem reeds de helling afklom die hij zelf nog bereiken moest Dicht bij hem stond de trompetter, die den toom van het rijpaard des oversten aan zijn arm had hangen
Plotseling zag Jim den overste beide armen in de lucht uitslaan en zich met razende snelheid meermalen omdraaien, zoodat de aan diens pols hangende sabel suisend in een kring door de lucht vloog. Dan deed de overste een sprong en stortte neer. De trompetter sprong toe om den overste in zijne armen op te vangen.
Met een kreet van ontzetting snelde de knaap toe en wierp zich op den overste, die met uitgebreide armen en verglaasde oogen op den rug lag Deze hevige uitbersting van droefheid duurde slechts een oogenblik. Jim richtte zich op de knieën op, schudde wild met het hoofd en monsterde zorgvuldig den achter hem liggende omtrek.
Hij scheen met zijn onderzoek ontevreden. Hij mompelde eenige onverstaanbare woorden, liet den overste liggen gelijk hij gevallen was en stormde met groote sprongen naar den zoom van het verder achterwaarts staande dichte kreupelhout. Daar begon hij zorgvuldig struik voor struik te doorsnuffelen, bezag nauwkeurig den bodem en de lage planten, die hem dekten, maar ook de uitkomst van dit onderzoek scheen hem uiet te bevredigen.
De handelwijze van den knaap was in het oogvallend genoeg; evenwel gaf er niemand acht op, alle opmerkzaamheid was veeleer op het gevecht gericht. Er was dan ook eigenlijk niets ongewoons gebeurd Wanneer twee troepenafdeeltngen tegenover elkander in het vuur staan, vallen er dooden en gekwetsten, van alle kanten knallen schoten: een kogel had zijn doel bereikt!
Midden in zijn onderzoek hoorde Jim de takken kraken, alsof iemand zich met moeite een weg door het onderhout baande. Ricardo verscheen aan den zoom van het bosch en snelde, toen hij den overste op den grond uitgestrekt zag liggen, op dezen toe. Op het oogenblik dat Ricardo zich buiten het bosch vertoonde, begonnen Jim's oogen van een onheilspellend vuur te flikkeren. Hij hield zich achter een boomstam schuil en bespiedde in stilte alles wat de Italiaan deed.
De omgeving was in dat korfe tijdsverloop geheel veranderd De linie was voortgerukt, de oudste officier had bij de tirailleurs het commando op zich genomen en de trompetter, die nog steeds het paard van den overste aan den toom voerde, had zich te zijner beschikking gesteld. De open plek was door allen verlaten, alleen de doode overste lag tegen de helling uitgestrekt. Ricardo knielde naast hem, en achter den boomstam stond de Maleier, die op al zijne bewegingen nauwkeurig acht gaf.
De Italiaan onderzocht het lichaam met de grootste zorgvuldigheid. Hij voelde diens pols, rukte de uniform open en legde het oor op diens borst om te hooren of het hart nog klopte; daarop keerde hij het lichaam om, zoodat het op de borst kwam te liggen en nu eerst ontwaarde het scherpe oog van den knaap dat het bloed zeer langzaam uit een wonde in den rug zijpelde. De Italiaan onderzocht de plek, waar de wonde was, betastte het lichaam er om heen en nadat hij blijkbaar tot gerustheid gekomen was, sprong hij op en greep naar zijne buks. Met een trap bracht hij het lijk weer in den vorigen toestand en verliet daarna met een lach op de lippen, met fier en opgeheven hoofd het tooneel van den strijd.
Reeds was hij dicht bij den zoom van het bosch genaderd, als zijn gedraging plotseling veranderde. Zijn gelaat nam eene uitdrukking van diepe droefheid aan, hij leunde met het hoofd tegen een alleenstaanden boom en hield den neusdoek voor de oogen. Zoo stond hij eenige minuten als in felle smart verzonken, doch sprong eensklaps terug als had hem iets doen schrikken. Tegelijk brak een kleine afdeeling roodrokken door het kreupelhout te voorschijn, en Jim hoorde nu hoe Ricardo met al de gebaren en uitdrukkingen van de hevigste smart den officier den dood des oversten meedeelde
De dokter der compagnie, die zich bij de afdeeling bevond, spoedde zich dadelijk naar het lijk, maar hij behoefde er slechts een blik op te werpen, om overtuigd te zijn, dat menschelijke hulp hier niets meer kon baten. De hooge rang echter, dien de gevallene bekleed had noopte hem de wonde naauwkeuriger te onderzoeken; hij stond evenwel spoedig op met de woorden: ‘De kogel heeft den ruggegraat verbrijzeld; de dood moet oogenblikkelijk geweest zijn.’
De afdeeling had eenige minuten gewacht en marcheerde daarop verder. De officier zond Ricardo naar den staf van den bevelvoerenden generaal, om te melden, dat de overste Waterfield gevallen was.
Na verloop van omstreeks een uur keerde Ricardo met eenige manschappen van den trein terug, om een graf voor den overste te graven. Dezen liefdedienst meende men hem te moeten bewijzen. Meevoeren kon men het lijk niet, en als men het wilde begraven moest het spoedig geschieden; anders werd het een prooi der roofdieren.
Toen Ricardo ter plaatse kwam, trad hij onthutst terug: het lijk was niet meer in den toestand, waarin de dokter het verlaten had. Deze had, om de wonde te kunnen onderzoeken, de uniform op den rug opengesneden; nu was de snede veel vergroot en daarbij waren er meerdere diepe sneden in de wonde zelve zichtbaar. Het was, alsof iemand in de wonde gewoeld had. Wat hier gebeurd was, bleef voor den Italiaan een raadsel, dit echter stond bij hem buiten twijfel, dat hier iets gebeurd was.
De manschappen van den trein gaven geen acht op deze bijzonderheden. Zij maakten een kuil en legden er den overste in. Het knetteren der geweren, waaronder zich plotseling snel opeenvolgende donderslagen van zwaar geschut mengden, was het eeresalvo op het eenzame graf des krijgsmans Een der mannen bond twee dunne takken in den vorm van een kruis aaneen en stak dit aan het hoofdeinde van het graf in de versch omgewoelde aarde; daarop verlieten allen de plek om zich weer bij de colonne aan te sluiten.
(Wordt vervolgt.)