De stief dochter.
(Vervolg.)
II.
Een terugblik.
De gravin Melanie Mengenrode was de dochter van een schatrijken hongaarschen edelman en eene venetiaansche van een oud adellijk geslacht. Hare ouders leefden in een gelukkigen echt afwisselend in Weenen of op hunne uitgestrekte grondbezittingen in Hongarië. Melanie bleef hun eenig kind, het voorwerp hunner teere, bijna afgodische liefde. Zij was pas in de groote wereld ingeleid geworden - een gevierde schoonheid in de aanzienlijkste kringen der hoofdstad - toen hare moeder na een korte ziekte stierf. Nu kon de diep onder het gewicht van zijn verlies gebogen weduwnaar het niet meer in de vroolijke keizerstad uithouden; hij begaf zich met het moederlooze jonge meisje naar Hongarië en vestigde zich metterwoon op zijne goederen. Hier leefden beiden meerdere jaren achtereen in volkomen afzondering en bijkans nooit gestoorde eenzaamheid. Baron Kömenyi zocht en vond in deze afzondering den eenigen troost voor zijn gewond hart; hij had met zijne beminde echtgenoote alle aanspraken op genietingen van de wereld en het leven begraven. Melanie echter, die behaagziek en oppervlakkig van aard was, verlangde in de aanzienlijke kringen der hoofdstad terug te keeren. Zij was pas begonnen er de genietingen van te smaken en beschouwde het als een gruwzame hardheid, dat zij gedwongen was die te moeten missen en in de eenzame zalen van het oude slot op de doodsche puszka haar jonge dagen moest slijten. - Haar kort optreden in de gezelschapskringen was zoo glansrijk geweest, dat daardoor de volle overtuiging van hare verblindende schoonheid in haar ijdel, jong hart was opgewekt geworden. Dit hart droomde slechts van bewondering en eischte eens ieders hulde als een onvervreemdbaar recht. De liefde en teederheid haars vaders konden het meisje bij deze richting van haar inwendig leven geen genoegzame vergoeding schenken voor de bedwelmende vermaken, die zij om zijnentwille moest missen en haar onbegrensde zelfzucht belette haar te bedenken, dat het haar schoonste roeping, haar heiligste plicht geweest ware, de troost van den treurende, de vreugde van den eenzame te zijn.
Langer dan twee jaren weerstond de baron Kömenyi aan het dikwijls onstuimige verlangen van Melanie, om in de wereld terug te keeren. Nadat echter de tijd van lieverlede zijne smart gematigd had en zijne diep geschokte gezondheid zich in de vaderlandsche lucht begon te herstellen - trad de vaderliefde weer in hare volle rechten: hij gaf eindelijk gehoor aan de smeekingen en de vertoogen zijner dochter en ging met haar op reis. Slechts in één punt bleef hij onverbiddelijk, namelijk, dat hij niet, gelijk het haar wensch was, naar Weenen terugkeerde. Te veel met lichaam en ziel Hongaar om gaarne in de keizerstad te vertoeven, schokte het tegelijk te veel zijn inwendig gevoel, om het tooneel van zijn vernietigd huiselijk geluk met zijn verscheurd en treurend hart opnieuw te betreden. Hij begaf zich naar het buitenland: het eerst naar Italië; Melanie zou het geboorteland harer moeder leeren kennen.
Het statige Venetië had intusschen weinig aantrekkelijks voor den lichtzinnigen geest der jonge dame en nog minder smaak had zij voor de heerlijkheden van Rome. In Napels berstte zij in bittere klachten uit over het gebrekkige comfort van het dagelijksche leven, bij het aanschouwen der rookzuilen van den Vesuvius droomde zij van de voorstellingen in het Burgtheater, de bedwelmende feesten van het keizershof. Onvoldaan en teleurgesteld keerde zij eindelijk, najarenlange afwezigheid, aan de zijde van den het reizen moede vader naar het slot Kömenyi terug.
Doch niet voor langen tijd. De volgende winter zag haar in Pesth. De daarop volgende zomer werd aan eene rondreis in eenige der drukst bezochte badplaatsen van Duitschland gewijd.
Naast de zucht naar bedwelmende vermaken, welke haar beheerschte, ving de jonge barones langzamerhand aan in den maalstroom der voorname wereld, die zij daar aantrof, tegelijk naar eene passende ‘partij’ uit te zien. Zij was over de twintig, hare schoonheid prijkte in vollen bloei, overal waar zij zich vertoonde, zag zij zich omringd door een kring van vurige aanbidders en bewonderaars, en zij was slim genoeg om in te zien, dat het huldebetoon, hetwelk men haar alom bewees en zij met zooveel genoegen aannam, haar slechts als gehuwde vrouw op den duur verzekerd kon blijven.
Nadat zij zoo verscheidene jaren lang een doelloos, voornaam omzwervend leven gevoerd had den winter in een of andere groote stad, het schoone jaargetijde in badplaatsen of op reis had doorgebracht, verscheidene voordeelige aanzoeken in de hoop op nog voordeeliger had afgeslagen, zonder ooit haar hart, tusschen ijdel zingenot en slimme berekening verdeeld, daarbij te raadplegen - nam zij ten laatste - eveneens zonder haar hart naar zijne meening te vragen - de hand van den graaf Mengenrode aan.
Wilhelm von Mengenrode was een zoon van de roode aarde. Als tweede zoon sinds den vroegen dood zijner ouders op een zeer bekrompen inkomen beperkt, was hij, ter nauwernood de kinderjaren ontwassen, in pruisischen dienst getreden. Hij was een dapper en voortreffelijk soldaat, een door en door rechtschapen en ridderlijk karakter en had zich in alle takken der krijgskundige wetenschap zoo grondig geoefend, dat hij in het leger voor een der bekwaamste officieren aangezien werd.
Op veertigjarigen leeftijd werd hij tot overste van een cavallerie-regiment benoemd, en begon nu sterk naar het gronden van een huiselijken haard te verlangen. Hij had tot daar toe in fiere bescheidenheid zijn gemis van fortuin als een onoverkomelijke hinderpaal aangezien, om zich onder de familiën, die met hem in rang en stand gelijk stonden, een levensgezellin te kiezen. In zijn tegenwoordigen rang echter en met het vooruitzicht op nog hoogere bevordering, kon hij zich reeds als een zeer aanneemlijke partij beschouwen.
In Karlsbad maakte hij kennis met den baron Kömenyi en diens dochter. De beide mannen voelden zich, ondanks het verschil van nationaliteit, al spoedig tot elkander aangetrokken. Voor den Hongaar was de omgang met den ernstigen Westfaler een welkome afleiding voor de schrikkelijke verveling, welke het werkelooze en woelige leven der badplaats bij hem verwekte. - Mengenrode daarentegen vond aan de zijde van den ouden heer de magneet, die hem aantrok en vasthield.
Hoewel Melanie's verblindende schoonheid zijn mannelijk hart betooverde en hare lieftalligheid hem verrukte, kende de gerijpte man het leven met zijne tallooze noodwendigheden genoeg, om het vermogen der jonge erfdochter niet als een bijzaak te beschouwen. Toen Melanie echter het beslissende jawoord uitsprak, hechtte zij minder gewicht aan de persoonlijke hoedanigheden van haar aanstaande dan op zijn rang, zijn stand, zijn naam - en boven alles op het verrukkelijke vooruitzicht met haar geld in Berlijn een schitterenden staat te kunnen voeren. De oude baron voelde zich naast zijne persoonlijke neiging voor den overste zeer gelukkig bij de gedachte in het vervolg van den vaderlijken ridderdienst bij zijne rustelooze dochter ontslagen te zijn. Hij legde met een blijmoedig vertrouwen hare hand in die des graven.
Melanie had overijld en lichtzinnig hare hand geschonken zonder liefde. Zij zag zich na hare trouwing bitter teleurgesteld in het hoofddoel, wat zij daarbij voor oogen gehad had.
Zij wilde in de hoofdstad een prachtig hotel bewonen, luisterrijke feesten geven, een eerste plaats in de voornaamste gezelschapskringen innemen. Haar gemaal echter had de vermaken der groote wereld tijdens zijn langdurig jonggezellenleven volop genoten, hij verlangde naar een genoeglijk, rustig leven in den beperkten kring der huiselijkheid. Om deze huiselijkheid te vinden, was hij getrouwd. In Melanie hoopte hij de weldadige toovergodin bevonden te hebben, die ze hem zou verschaffen en veraangenamen.
Dientengevolge beperkte hij de bezoeken, die hij met de jonge vrouw maakte tot de allernoodzakelijkste en verzette zich met liefdevolle, lijdelijke, maar onverzettelijke vastheid tegen haren steeds onstuimiger wordende aandrang tot het bijwonen en het geven van feesten. Zij gevoelde zich in de woelige residentie bijna even zoo verlaten als in het slot Kömenyi. En even als zij toenmaals onwillig geweest was, hare eigene wenschen voor hare kinderlijke plichten op te offeren, was zij ook thans volstrekt niet gezind, zich gewillig naar de neigingen en den smaak van haren man te schikken.
De overste intusschen, wien verzet in zijne omgeving iets geheel vreemds was, bracht in de huiselijke betrekkingen iets van den bevelenden toon des krijgsmans mede, welken zelfs de liefde voor zijne jonge en schoone vrouw hem niet geheel kon doen afleggen. Het duurde lang eer Melanie, aan teedere toegevendheid van haren vader gewoon, een verwend kind in den volsten zin des woords, in staat was te begrijpen, dat zij zich in haren echtgenoot een meester had gegeven: zij beproefde afwisselend toorn en tranen. Aanvankelijk poogde de graaf haar door liefdevolle overreding tot andere gedachten te brengen; daar hij echter eindelijk door zich steeds herhalende huiselijke tooneelen, door stormachtige en met een stortvloed van tranen begeleide eischen geleerd, de hoop opgaf, haar rede te doen inzien - sneed hij allen strijd met korte en strenge woorden af. En toen zij, door gramschap vervoerd, zich zoo verre vergat, tegenover hem op haren rijkdom te roemen, beantwoordde hij dit eenvoudig met een volledige afscheiding hunner wederzijdsche inkomsten. Zich voor de bestrijding zijner persoonlijke behoeften streng aan zijn inkomen houdende, wees hij zijne overige inkomsten voor de uitgaven der huishouding aan en liet met fiere grootmoedig-