[Nummer 1]
Aan den Lezer.
Geen half woord tot den lezer richten, bij het ingaan van dezen nieuwen jaargang, zou niet beleefd zijn. Wij willen ten minste, met het oog op de toekomst, eenen oogslag op den afgeloopen jaargang werpen, en vragen of de Belgische Illustratie in 1882-83, niet een nuttig en echt vlaamsch volksboek is geweest?
bouillon in luxemburg.
Eene lange rei van schoone gravuren, die ons bekend maken met de werken van de hedendaagsche meesters, zelfs van vele die wij anders niet zouden kennen, is als een dissolving-views voor ons heen gedreven; een aantal artikels over vlaamsch leven, vlaamsche geschiedenis en wetenschap hebben elkander opgevolgd.
De Belgische Illustratie heeft in den loop van den afgeloopen jaargang veel land- en volkenkunde weggeleerd, veel kunstgevoel aangewakkerd, veel vlaamsch leven aangestookt; zij heeft verder een aantal novellen geleverd zoo oorspronkelijke als andere, die aangename uren hebben doen doorbrengen.
Op de punt des degens, de pastoor van San Martino, de zestiende Mei, op den boord van den afgrond, onder 'nen grooten Rubenshoed en andere novellen hebben de aandacht der lezers geboeid, en meer dan een gaf ons daarvan duidelijke blijken.
De nieuwe jaargang zal niet minder belangrijk zijn: deelden wij verleden jaar eene studie op Longfellow mee, dit jaar vangen wij er eene aan op Calderon, den spaanschen dichter op het tooneel in Spanje, in straat en in paleis, terwijl wij in ons eerste nummer eene novelle beginnen, die hoogst belangrijk is en weldra door een oorspronkelijk verhaal zal kunnen opgevolgd worden.
Met die stof gewapend, treden wij andermaal den nieuwen jaargang der Illustratie in, die als vlaamsch boek in alle huisgezinnen diende verspreid te worden, en met de hoop dat dit zal begrepen worden, zeggen wij den lezer, welgemeend:
Goedheil!