deelen kan en van deze soort bestaan er voorzeker niet veel.
De voorkomendheid van den baron verdreef allengskens mijne bekommering en ik verwonderde er mij over hoezeer eene fijne beschaving hem in staat stelde, zijn gevoel te beheerschen en na een zoo pijnlijk voorval zijn gelaat in zulke opgeruimde plooien te kunnen zetten.
De beminnelijkheid der huisvrouw en het vertrouwelijk gelap der jonge dames hielp mij ongemerkt mijne blooheid te overwinnen, tot dat ik het eindelijk waagde mij in het gesprek te mengen, ja zelfs een nieuw thema aan te roeren.
Daar de bibliotheek rijkelijk met boeken in prachtbanden voorzien was, maakte ik daaruit op dat de heer Thomas een zeer belezen man moest zijn, en waagde het mijne meening over de verschillende uitgaven der grieksche klassieken te zeggen, waarin de baron volkomen met mij instemde.
Bij deze gelegenheid trok eene uitgave van Xenophon in zestien deelen (waarvan ik nog nooit gehoord had) inzonderheid mijne aandacht en ik stond op om te zien welke het wel zijn kon. Mijn gastheer bemerkte mijn voornemen en stond eveneens op om, gelijk ik vermoedde, het boek van de plank te nemen, hetgeen ik dientvaardig poogde te verhinderen, en haastig de hand op het eerste deel leggende, trok ik het er met geweld uit. Maar o schrik! in plaats van boeken kwam een plank naar beneden, waaraan men met behulp van leêr en verguldsel het voorkomen van zestien deelen gegeven had en verbrijzelde ongelukkigerwijze den daaronder staande inktkoker. Te vergeefs verzekerde mij de heer Thomas dat het niets te beduiden had. Ik zag de inkt van het ingelegde tafeltje op het turksche tapijt stroomen en nauwelijks wetende wat ik deed, trachtte ik den vloed met mijn zijden zakdoek te stelpen.
Midden in deze verwarring werd gemeld, dat het diner opgedragen was en ik werd met genoegen gewaar, dat de bel, welke mij aanvankelijk zoo verontrust had, tot waarschuwing een half uur voor etenstijd geluid werd. Gedurende den tocht door den gang en de lange reeks der overige kamers naar de eetzaal, had ik rijkelijk den tijd weer tot mij zelven te komen en kreeg een plaats aan tafel tusschen mevrouw van Steenvoort en hare oudste dochter.
Sedert den val van den houten Xenophon gloeide mijn gelaat voortdurend als vuur en ik begon juist eenigszins te bekomen en eene aangename koelte te genieten, toen een onvoorziene gebeurtenis op eenmaal den gloed ten felste aanwakkerde.
Ik had mijn bord soep te dicht aan den rand van de tafel gezet en terwijl ik tegen mejuffrouw Cato boog, welke mij een kompliment gemaakt had over het model van mijn vest, stortte ik den heeten inhoud van mijn telloor over mijne knieën uit. Ondanks de oogenblikkelijke hulp van de servetten, die de oppervlakte van mijne kleeren droogde, was mijn zwart laken broek niet dik genoeg om mij voor de gevolgen van dit onverwachte stortbad te beschermen, maar bedenkende hoe de heer Thomas zijn pijn verbeten had, toen ik hem even te voren op den voet trapte, verdroeg ik standvastig in stilte de smart en bleef rustig met mijne onderste geschroeide ledematen zitten, te midden van het onderdrukt gegiechel der dames en der bedienden.
Ik ga maar stilzwijgend de lompheden voorbij die tijdens het eerste gerecht voorkwamen, mijne verlegenheid als ik een kieken voorsnijden of de in mijne nabijheid staande schotels verder geven moest en daarbij de jus over de tafel morste en het zoutvat omstiet. Wij zullen tot het tweede gerecht overgaan, waarbij een nieuwe ongelukster mij geheel en al dreigde te vernietigen.
Juist had ik een stuk zachte heerlijke pudding aan het vorket, toen mejuffrouw Cato Steen voort mij verzocht haar den naast mij staande schotel aan te reiken. In de haast nauwelijks wetende wat ik deed, stak ik snel het stuk pudding, dat zoo heet was als een gloeiende kool vuur, in den mond. Het is onmogelijk mijne helsche pijn te beschrijven: mijne oogen puilden uit hunne kassen; eindelijk was ik mijn voornemen en alle schaamte ten trots gedwongen de oorzaak van mijne marteling weer op mijn telloor te laten vallen.
De heer Thomas en de dames betreurden levendig mijn ongeval en ieder gaf een ander middel tot verzachting aan. De eene raadde olie, de andere water aan; maar eindelijk stemden allen daarin overeen, dat wijn het geschiktste was om den brand uit te trekken.
Een glas Xeres werd van de schenktafel gebracht en ik ledigde het met een enkelen teug; maar o! hoe zal ik de dadelijk volgende marteling beschrijven? Of de schenker had zich toevallig vergist, of hij wilde mij opzettelijk waanzinnig maken - hij gaf mij den sterksten brandewijn, waarmee ik mijn mond vulde, die reeds te voren verwond en vol blazen was.
Geheel ongewoon aan het gebruik van alle sterke drank, met een tong, verhemelte en keel zoo rauw als een knol - wat stond mij te doen?
Doorslikken kon ik het onmogelijk, maar terwijl ik mijn handen tegen den mond drukte, spoot het vervloekte vocht door den neus en tusschen de vingers als een fontein over alle schotels heen en een luid gelach uit alle hoeken ontroofde mij mijne laatste geestkracht.
Te vergeefs legde de heer Thomas de bedienden het zwijgen op en berispte mevrouw van Steenvoort hare dochters... de maat mijner beschaming en hunner vroolijkheid was nog niet vol.
Om het angstzweet, dat dit voorval mij van het voorhoofd deed stroomen, af te wisschen, droogde ik mijn gelaat met den verwenschten zakdoek, die nog vochtig was tên gevolge van Xenophon's val en bedekte daardoor mijn gelaat in alle richtingen met inktstreepen.
De heer Thomas zelf kon dezen nieuwen sfoot niet meer weêrstaan en stemde met zijne gemalin in het algemeen gelach in, terwijl ik in vertwijfeling van tafel opsprong, naar buiten stormde en als waanzinnig naar huis liep, het vaste voornemen makende voortaan geene bezoeken meer bij mijne buren af te leggen.
Frans.