De Belgische Illustratie. Jaargang 15
(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– AuteursrechtvrijSchilderijroof in ons land.Wij zegden het reeds, de Belgen zijn wel goed al het kwaad zoo lichtelijk te vergeven, dat de Franschen hun hebben aangedaan! Geene natie wordt lichtzinniger in ons land ingevolgd en nageaapt en geene heeft ons meer wonden geslagen dan zij. Het laatst der verledene eeuw kan, op ieder bladzij harer geschiedenis, getuigen dat wij waarheid spreken. Men Spreekt gedurig in onze fransche dagbladen, van de afschuwelijkheden der spaansche inquisitie, die hier nooit bestaan heeft en men zwijgt over de bloedige schelmerijen, die de fransche Sansculotten hier pleegden en nog zouden plegen, indien zij hiertoe de kans andermaal klaar vonden. Wij willen een oogenblik stilstaan bij den schandelijken roof onzer kunststukken, door de fransche republiek gepleegd - een diefstal, waarvan men restitutie heeft gedaan, ja; maar is alles teruggegeven? In 't geheel niet; in Frankrijk pronken nog een aantal stukken onzer oude meesters, die hier gestolen en nooit teruggegeven werden. Toen in 1793 de zoogezegde verlossers in ons land terugkeerden, stolen zij hier al wat waarde had in onze kerken, gilden, verzamelingen, abdijen, kloosters, broederschappen, ambachten, en wat men te Antwerpen, te Brussel, te Gent en elders aan gouden en zilveren kunstschatten gestolen heeft, is onnoemlijk. In 1794 verscheen hier, namens de fransche republiek, zekere Luc Barbier, een vijf en twintigjarige luitenant der huzaren, en deze deed onze schoonste kunststukken van de muren haken, schreef in ellendig kramersfransch een ontvangstbewijs en voerde voor millioenen waarde naar Frankrijk over. Men kan die droevige bladzijden niet genoeg ruchtbaar maken; al wat dagblad is in België, zou ze gedurig moeten herhalen en de geschiedenis van den heer Vanden Branden is, in zijne laatste afleveringen, ten dezen opzichten vooral hoogst verdienstelijk. Men vraagt zich af, bij het lezen dezer bladzijden, of de zoogenaamde republiekaansche wijsgeeren, geen losgebrokenen van Charenton, en hunne handlangers geen ontsnapten uit de galeien van Toulon zijn! Men is ook genegen te vragen of onze voorvaders dan teenemaal tot lafheid vervallen waren, dat zij dit alles, zonder eene losbarsting van verontwaardiging, konden aanzien! Toen Barbier den 4n augustus, des namiddags ten halfdrie, in onze hoofdkerk verscheen, was hij, veiligheidshalve, bijgestaan door den adjoint aux adjudants généraux Leger en een aantal gewapende fransche krijgers. De vespers moesten aanvang nemen; doch de republiekeinen deden voor twee dagen den tempel sluiten, om in gerustheid te kunnen plunderen. De luitenant der huzaren bewees, dat hij meer kunst- dan taalkennis bezat, daar hij beurtelings deed afhangen en inpakken, van Rubens: de Kruisrechting en hare luiken; de Verrijzenis Christi en hare luiken: Sint Joannes Baptista en Sinte Barbara, grafgedenkteekens der familie Moretus, bekroond met het portret van Jan Moretus; Onze-Lieve-Vrouw met het Kindeken in de Wolken aangebeden, door Alexander Goubau en diens gade Anna Anthonis, en het grafteeken der familie Michielsen: Christus’ Lijk op het Strooi met de luiken: Onze-Lieve-Vrouw met het Kindeken en Sint Joannes den Evangelist; van Simon de Vos: de Verrijzenis Christi met de luiken, bevattende de portretten van Peter van der Aa met zijne zonen, en zijne gade Catharina Goris met hare Dochters; van Otto van Veen: eene Heilige Familie, en Christus met zijn Kruis vóór de vier Boetelingen; van Wenzel Coberger: de Martelie van Sint Sebastianus. In de Sint Jacobskerk legde Barbier de hand op het altaartafereel van Rubens’ grafkapel: Onze-Lieve-Vrouw met het Kindeken bijgestaan door verscheidene Heiligen; in Sint Joriskerk ontnam hij het portret van Jan Snellinck door van Dijck, aan de grafsieraden dier schilders; in de Sint Michielsabdij rukte hij het portret van Philips Rubens uit diens grafgedenkteeken, terwijl hij er tevens de Aanbidding der Wijzen, dit andere hoofdwerk van onzen oppermeester, en het graftafereel der familie Snoeck: de Teruggaaf der geroofde Kerkschatten aan Sint Norbertus, van Cornelus de Vos, deed oplichten. Van daar trok de plunderaarsbende naar de Schilders-Kamer. Zij stolen er de Heilige Maagd met den Papegaai, van Rubens, en het portret van Abraham Grapheus, van Cornelus de Vos, doch lieten er dit ontvangstbewijs in de plaats: ‘Anvers 22 thermidor l'an 2me de la république une et indivisible. Vervolgens ontvoerden die vertegenwoordigers van 's menschen recht en van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid, aan de kerk der Minderbroeders: de Communie van Sint Franciscus, Christus tusschen de moordenaars, Christus aan het Kruis, de Ongeloovige Sint Thomas voor Christus, met de portretten van Nicolaas; de Nood Gods en het portret van Alexander Scaglia van Antoon van Dijck; aan de kerk der Predikheeren: de Geeseling Christi, en Sint Dominicus, Sint Franciscus en andere Heiligen smeekende vóor den met Bliksems gewapenden Christus van Rubens, eene Kruisdraging Christi van van Dijck, en: Christus aan het Kruis van Jacob Jordaens; aan de kerk der Augustijnen: het Mystieke Huwelijk van Sinte Catharina van Rubens, Sint Augustinus in verrukking vóor de Heilige Drievuldigheid, en: Christus aan het Kruis, van van Dijck, en de Martelie van Sinte Apollonia van Jacob Jordaens; aan de kerk der Kapucienen: Christus tusschen de Moordenaars en de Verschijning der Heilige Maagd met het Kindeken aan Sint Franciscus van Assisi van Rubens, en: Christus op den Schoot zijner Moeder van van Dijck; aan het Predikheerinnenklooster: Christus aan het Kruis van Van Dijck. De maand augustus was reeds verre gevorderd, eer al die groote meesterstukken waren ingepakt en op de wagens geladen. Barbier deed er in beslag genomen paarden voorspannen, en met een sterk geleide van gewapende huzaren reed hij er de stad mee uit, voor het betraande oog der verontwaardigde Antwerpenaars, die niet bij machte waren om dien roof hunner kunstwerken te beletten. Bij zijnen doortocht te Mechelen, laadde Barbier daar den 29n derzelfde maand ook nog eene gansche reeks tafereelen onzer voornaamste meesters. Dan sprong hij terug in het zadel en reed met den sleep van vrachtwagens naar Parijs, om er onze vlaamsche kunstschatten als oorlogsbuit aan de fransche republiek te offeren. Den 20n September kwam hij aan in ‘la capitate du monde libre’Ga naar voetnoot(1). In de zitting der Nationale Conventie sprong Guyton-Morveau recht en sprak: ‘J’ annonce à la Convention l'arrivée du premier envoi des superbes tableaux recueillis dans la Belgique; ils ont été accompagnés par un lieutenant des hussards, membre d'une commission formée par les représentants du peuple pour los rassembler et les faire transporter á Paris; car aujourd'hui les armées de la République offrent dans de braves guerriers des hommes instruits et distingués par teurs connais- sances en tous genres. Je demande que cet officier soit admis à la barre pour faire hommage à la Convention Nationale de cette collection’Ga naar voetnoot(1). Luitenant Barbier werd toegelaten en begon zijne opdracht aldus: ‘Représentants du peuple, les fruits du génie sont le patrimoine de la liberté et le patrimoine sera toujours respecté par des armées de citoyens. Celle du Nord a porlé le for et la flamme au milieu des tyrans et de leurs satellites; mais elle a soigneusement conserve les nombreux chefs-d’ oeuvres des arts que, dans leur fuite rapide, les despotes coalisés nous ont abandonnés. Trop longtemps ces chefsd' oeuvres avaient été souillés par l'aspect de la servitude. C'est au sein des Peuples libres gue doit rosier la trace des hommes célèbres; les pleurs d'esclaves sont indignes de leur gloire et les honneurs des rois troublent la paix de leur tombeauGa naar voetnoot(2). Vervolgens ging de onbeschaamde roover onzer schilderijen nog dwazer voort met te zeggen, dat de onsterfelijke gewrochten van Rubens, van Dijck en zoovele andere stichters der Vlaamsche School nu niet meer op vreemden bodem, maar in het vaderland van de kunst en het genie, in het vaderland der vrijheid en heilige gelijkheid stonden, waar de vreemdeling er zich zou kunnen komen naar oefenen. Ten slotte zegde hij: ‘J'ai recueilli et accompagné jusqu'ici les tableaux les plus précieux et d'au tres arriver ont successivement. Je vous demande, citoyens représentants, d'ordonner que les mesures nécessaires soient prises pour les placer au fur et à mesure de leur arrivée dans les depóts qui leur seront destines, afin que, libre de ma mission, je puisse de nouveau retourner combattre les despotes. Vive la République!’Ga naar voetnoot(3) Juist eene maand later bevond zich de krijgszuchtige en wakkere luitenant der huzaren reeds terug in Antwerpen, om er zijne rooverstaak te hernemen. Den 20n October klom hij, met sleependen sabel, den trap op der Borze, om in de Schilders-Kamer te zien, wat daar nog kon worden medegenomen. Onze Dekens smeekten hunnen franschen kunstmakker geene tafereelen meer te ontvoeren; maar Barbier eischte toch nog hun beste gewrocht, het portret van Quinten Metsijs, door dien meester zelven geschilderd. Hoe pijnlijk de ontvreemding van dit puikstuk onzen kunstenaren ook viel, zij dorsten er zich niet tegen verzetten; maar, toen de trotsche huzaar ook de hand legde op den eerbied waardigen dekenstoel des Oppermeesters Peter Pauwel Rubens, toen betwistten zij hem daartoe het recht en Barbier mocht dit meubel niet medevoeren, dan tegen het volgende ontvangstbewijs: ‘Moi Barbier, commissaire, nommé par les représentants du Peuple prés les armées du Nord, Sambre et Meuse, pour l'extraction en pays conquis des objets de science et d'art, ait fait enlever à l'Académie d'Anvers, un fauteuil sur lequel Rubens peignait, pour le transporter au museum à Paris. | |
[pagina 319]
| |
Voor het oplichten van schilderijen maakte de gevolmachtigde kunstschattenroover zulke plichtplegingen niet. Enkel op zijne willekeurige bevelen ontvoerde men nog, uit de hoofdkerk: de Hemelvaart van Maria door Rubens, den Val der Engelen door Frans Floris, het laatste Oordeel door Jacob de Backer, en de Discipelen van Emmaüs door Marc Antonio Garibaldo; uit de kerk der Minderbroeders: Christus aan het Kruis, de Kroning van Maria, en eene kleine Kruisafdoening, alle drie door Rubens; de Verschijning der Heilige Maagd met het Kindeken aan Sint Franciscus van Assisi, door Abraham Matthijs, en de Moeder Gods met het Kindeken door Hans Holbein; uit de kerk der Ongeschoeide Karmelieten: Sinte Theresia Christus smeekende voor de Zielen des Vagevuurs, de Leesles der Heilige Maagd, Christus’ Lijk gesteund door Sint Joannes en beweend door Maria en Maria Magdalena, allen door Rubens, benevens eene Kruisdraging Christi door Peter Thijs; bij de Lieve-Vrouwenbroeders: de Heilige Drievuldigheid door Rubens, het laatste Oordeel door Jacob de Backer, en de Begrafenis Christi door Abraham Janssens; uit de Predikheerenkerk: de Aanbidding der Herders door Adam van Noort, de Kroning van Maria door A. Vinkenborg, de Onthoofding van Sint Paulus door Theodoor Boyermans, eene Kerkvergadering door Antoon Sallaert, benevens twee prachtige kopijen van den Predikheer Thijs naar Rubens en Jordaens; uit Sint Michielsabdij: Sint Gregorius en andere Heiligen; uit de kerk der Kapucienen: Maria met Christus’ Lijk gesteund door Engelen van Wenzel Coberger, en een Sint Felix van Gilles Backereel; uit de kerk van het Begijnhof: een groote Nood Gods door van Dyck, en Onze- Lieve-Vrouw, Sint Joannes en de drie Maria's door Jordaens. Barbier bezocht natuurlijk ook Antwerpens stadhuis. Daar ontnam hij ons het prachtig gewrocht Dood Wild en Vruchten van Frans Snijders, alsmede de Schets van den Zegewagen van Calloo door Rubens, en de twee schetsen der voorzijden van den Philippus- en Ferdinandusboog door Theodoor van Thulden, terwijl in de Munt ook Rubens' schetsen der voor- en achterzijde van den Peruaanschen Zilverberg Potosi werden aangeslagen. Nauwelijks was nu deze reeks van meesterstukken naar Parijs gebracht, of Antwerpen onderging de snoodste der kunstschennissen. Op ons stadhuis prijkten de geschilderde portretten van bijna al de vorsten, die over ons regeerden, en vele dezer zouden óf verscheurd, óf verbrand worden. Onze toenmalige Schouteth Jan Frans Wauters, die in eene der zalen van het stadhuis gehoor verleende, verzocht, bij brieve van 21 november 1794, aan het Collegie, dat men ‘de figuren, welke zijn bureel verpesten,’ zou wegnemen, om in hunne plaats de driekleurige vlag te hangen. Oogenblikkelijk werd er aan zijn verzoek voldaan, door de vernietiging van verscheidene tafereelen, welke wij door onze portretschilders zagen vervaardigen. Echter was dit maar het begin van het wandalenwerk, dat den 30n november 1794 zou plaats grijpen. Dien dag, volgens de nieuwe republikeinsche tijdrekening den 10n Frimaire jaar III, werd te Antwerpen de decade of week van tien dagen ingevoerd, door het vieren van den eeredienst der Rede, binnen de kerk der Lieve-Vrouwenbroeders, die twee dagen te voren, ten vijf uren des namiddags, uit hun klooster waren gezet. Op dit burgerfeest zou men voorgoed afbreken met den ‘slaventijd.’ Daarom dienden èn de marteltuigen der tyrannij, èn de kenteekens der dwingelanden te worden vernietigd. De koopman E. de Pineda, substituut van den Agent National, werd door onze republikeinsche Municipaliteit afgevaardigd, om op de koor der hoofdkerk al de op paneel en doek geschilderde en drie eeuwen oude blazoenen der Guldenvliesridders weg te nemen; terwijl de leden van het comité de surveillance de galg, de beulenladder en het rad van het Justitieveld, benevens de pijnbank en andere foltertuigen uit het Steen, haalden. Al deze voorwerpen werden op de opene plaats van het huis nummer 25 in de Lange Gasthuisstraat, waar de fransche crimincele rechters zitting hielden, op een groot voertuig geladen, dat met den naam van ‘Schavotwagen’ werd betiteld. Een andere wagen richtte men in en versierde men tot een landschap, in welks midden zich een met driekleurige linten en strikken opgesmukte eiken vrijheidsboom verhief, met de roode phrygische muts in top. De Schouteth Wauters wilde ook het zijne bijdragen tot het opluisteren van het decadifeest. Hij zond van het stadhuis een aantal met kronen en eereteekens omlijste vorsten portretten, om openbaarlijk te worden verbrand. In eenen daarbij gevoegden brief drukte hij den wensch uit, dat de vlammen, waartoe de beeltenissen dezer tyrannen en de sieraden hunner bevlekte hoofden gedoemd waien, gansch onze bevolking zouden verlichten en bezielen met afschuw voor de slavernij. |
|