Vervalsching van levensmiddelen.
In verschillende tijdschriften en dagbladen vindt men herhaaldelijk bijdragen tot de geschiedenis van de vervalsching der levensmiddelen en werd er op de onverschilligheid gewezen, waaraan sommige fabrikanten van eet- en drinkwaren zich dikwijls schuldig maken.
Intusschen is dit onderwerp verre van uitgeput, en valt er voortdurend wat nieuws op dit gebied te vermelden. Men moet zich eigenlijk verbazen over het talent en de handigheid die vele ver valschers blijken te bezitten; zij passen de wetenschap op hun schuldige nijverheid toe op een wijze, die werkelijk een betere zaak waardig is.
Om eens een van de vele voorbeelden te noemen. Een vruchtengelei die te Parijs op het stedelijk laboratorium ter onderzoeking werd aangeboden, bestond uit een zeeplant van de familie der algen, die door fuchsine rood was gekleurd, terwijl de eigenaardige reuk, die zulk een vruchtengelei behoort te hebben, daaraan was toegevoegd door een essence, waarvan wij hier bij wijze van merkwaardigheid, de samenstelling meedeelen.
Die samenstelling nu was: vijf deelen azijnzuur aethyl; vier deelen wijnsteenzuur; een deel benzolzuur; een deel appelzuur, en eindelijk een deel aldehyde.
De heer Girard, de directeur van het laboratorium, geeft ook de samenstelling op van negen andere mengsels van scheikundige verbindingen, door wier toepassing men er in gelukt is de eigenaardige geuren van frambozen, ananassen, meloenen, peren, appelen, kersen, perziken, abrikozen en pruimen na te bootsen. Heeft men nu eenmaal dergelijke praeparaten in zijn bezit, dan behoeft men slechts een of andere stof te nemen, die op de na te bootsen vrucht gelijkt, en men kan zooveel confituren, geleien en stroopen fabriceeren als men zelf wil.
In Frankrijk worden dagelijks ongeveer 16,2 millioen kilogrammen meel verbruikt of ongeveer zes milliard kilogram per jaar. De vervalschingen nu, waaraan dit hoogst belangrijke levensmiddel bloot staat, zijn ongelukkigerwijze veel talrijker dan men wel algemeen weet. Het wordt bijvoorbeeld aan vochtige lucht blootgesteld, ten einde het, door het opnemen van water, zwaarder te maken; daardoor verandert tevens het gluten en wordt het minder geschikt voor de broodvorming, terwijl het bovendien veel eerder beschimmelt. Het normale watergehalte van een goede meelsoort bedraagt van tien tot achttien percent. Bedraagt het meer, dan kan men er zeker van wezen, dat er een hoeveelheid water kunstmatig aan toegevoegd is. Verder mengt men onder het korenmeel allerlei andere meelsoorten, die afkomstig zijn van boonen, erwten, maïs of aardappelen. Deze meelsoorten zijn zwaarder dan het gewone meel en geven den vervalschers dus een voordeel. Men kan vele van deze verval sch in gen ontdekken, door het meel achtereenvolgens aan de dampen van salpeterzuur en van ammoniak bloot te stellen; de roode kleur, die het meel dan aanneemt, verraadt de tegenwoordigheid der vreemde stoffen.
De gevaarlijkste vervalsching bestaat in de bijvoeging van sommige minerale stoffen aan het meel, waardoor dit voedingsmiddel zeer nadeelig voor de gezondheid kan worden. Voornamelijk moeten in dit opzicht de verbindingen genoemd worden van lood, koper, zink, verder gips, en ook krijt. Ook zwavelzure baryt (zwaarspaat) wordt veel, zelfs tot twintig percent, aan het meel toegevoegd. Van de een-en-dertig meelmonsters, die op het laboratorium onderzocht werden, waren er niet minder dan achttien vervalscht en slechts dertien zuiver.
In Parijs is men druk bezig zich tegen deze en dergelijke bedriegelijke praktijken te verweren, en de bemoeiingen van het stedelijk laboratorium hebben reeds veel invloed op het gehalte van het meel en het brood gehad.
Intusschen moeten de verbruikers zelve vooral medewerken en algemeen tot de overtuiging komen, dat loodwit, gips, krijt en dergclijke stoffen schadelijk voor de gezondheid zijn. Dit geldt niet alleen voor Frankrijk maar eveneens voor ons land en zijne bewoners.