En als dat kapittel is afgehaspeld, komt de geschiedenis der kinderen - van het oogenblik dat zij hun eersten schreeuw in de wereld lieten hooren, tot hun laatsten zucht op hun sterfbed. Over dit punt zullen de twee oudjes nooit uitgepraat raken, en hoe droeviger de geschiedenis is, hoe aantrekkelijker zij wordt.
Trouwens, oude dames halen zelden of nooit Vroolijke geschiedenissen op uit vroeger tijd. Dit doen wel eens de mannen, die soms nog eens aanvallen van ‘loszinnigheid’ krijgen en eens lachen om de gepleegde gekkernijen in hunnen jongen tijd.
De twee figuren, die de talentvolle schilder ons voorstelt, zijn zeker van die, welke alle Vroolijke erinnering uit haar gesprek verbannen en een innig plezier vinden in een lange jeremiade over de boosheid der wereld, de verdorvenheid der jeugd, de lichtzinnigheid onzer meisjes.
De oude dame schijnt zelfs met opgeheven vinger, eene strafpreek te houden en de aanhoorderes moet er volkomen mee instemmen, te oordeelen naar de kalme uitdrukking van haar gelaat.
‘Nu 't zal mijnen tijd wel duren’ zegt ze; maar toch heeft ze de breikous laten vallen, om met over elkander geslagen armen te luisteren naar al het indrukwekkende dat er gezegd wordt.
Als nu die twee oudjes van elkander scheiden, zullen zij zeggen dat ze nog eens een recht plezierigen dag hebben beleefd, met zoo wat over ‘onzen tijd’ te spreken, 't Is een recht geestig en fijn getypeerd schilderstukje dat wij hier voor ons hebben en is de kunstenaar zoo sterk kolorist als hij teekenaar en opmerker is, dan mag men hem een ‘meester noemen.