De Hovas werden als onrein, als verworpelingen beschouwd en zelfs de hut waarin zij gezeten of geslapen hadden, werd afgebrand.
De vloek van den Malagas vervolgde de Hovas overal, en eindelijk gelukte deze er in zich in de bergvlakten van Emir te vestigen.
De Malagas waren nog altijd de meester en de Hovas brachten hem schatting aan den rand van het bosch.
Die schatting bestond in graan, rijst en maïs, als ook in producten van nijverheid.
Was het door dien staat van vernedering, dat de Hovas achterdochtig, listig, valsch en wreed werden?
In het laatst der vorige eeuw stond onder hen een machtig leider op, Dianampoiene - men moet geen kromtong zijn om dien naam uit te spreken - en vereenigde de stammen.
De Engelschen, die altijd het oog open hadden als er ergens kwaad vuur moet gestookt worden, zonden zekeren sergeant Hastie onder hen, om hun leger in te richten.
Van dien tijd af zijn de Hovas meester over het grootste deel des eilands en de oorlog, dien zij de zwarten aandoen, gaat niet zelden alle denkbeeld van wreedheid te boven.
Radama I volgde Dianampoiene in het bestuur op.
De invloed der Engelschen werd op het eiland zeer sterk tegengewerkt door de Franschen, die zich in de landstreek, aan de baai van Vanatobé, vestigden.
De Engelschen gelukten er echter in met Radama tractaten te sluiten.
Deze vorst, de groote bijgenaamd, heeft veel nuttigs te weeg gebracht; doch hij deed zich eene goddelijke eer bewijzen.
Wel stichtte hij scholen en voerde de latijnsche letter in, doch van het aanleggen van wegen en heirbanen wilde hij niet hooren; hij begreep dat het gemis van wegen de beste vesting was tegen den Europeaan.
In 1828 overleed Radama, slechts 36 jaar oud; dezen schrijven zijnen dood aan een losbandig leven, anderen aan vergif toe.
Eene zijner elf vrouwen, Ranavola, maakte zich meester van den troon en voegde bij haren naam den titel van Manjaki, dat koninklijk aanduidde.
Ranavola was eene vrouw met eene buitengewone geestkracht; maar met eene wreede inborst begaafd.
Zeven leden harer familie, die beweerden recht te hebben op den troon, werden om hals gebracht; de opstand die losberstte werd bedwongen; de overwinningen op het eiland breidden zich uit; de engelsche invloed werd geknot; de engelsche zendelingen uitgedreven; het kristendom verboden; de Franschen werden even stiefmoederlijk behandeld, en al wat niet tot den stam der Hovas behoorde, had de wraak van die duivelin te duchten.
In 1845 poogden de Franschen nog eens hunnen invloed voor goed te vestigen, doch die aanslag mislukte, en vandaag is die invloed tamelijk verdeeld.
Koningin Ranavola werd in 1861 opgevolgd door haren zoon Radama II, met welken Frankrijk andermaal een verbond sloot.
In 1863 werd Rosaherina, de vrouw van Radama II, ten gevolge eener revolutie koningin, en deze sloot in 1865 een vriendschapstraktaat met Engeland en de Vereenigde-Staten.
Koningin Ranavola II deed zulks in 1868 met Frankrijk.
Madagaskar, daarin begrepen de omliggende eilanden, beslaat 591.964 kilometers oppervlakte en telt 3 ½ millioen inwoners.
De officieele eeredienst is eene soort van presbyteriaansch; doch in meer dan een opzicht zou mep aan het kristen karakter van het volk twijfelen. Volgens den Almanach de Gotha van 1883 telt men er slechts een duizendtal Katholieken; de vroegere uitgaven van dien almanak melden echter 10.000.
De hoofdstad des lands is Antananarivo met 70 à 80.000 inwoners en in het midden des lands gelegen; doch de handelsstad is Tamatave, een plaatsje met 3000 zielen.
Het meeste wat de engelsche schepen invoeren is.... rhum; de uitvoer, die niet veel beteekent, bestaat in vee, vellen, was, gomelastiek, rijst, olie-zaden, enz.
De eilandjes der fransche koloniën, nabij Madagaskar gelegen, drijven evenmin een zeer aanzienlijken handel.
Tamatave wordt stad genoemd, doch het is niets meer dan een dorp; de gebouwen zijn enkel hutten, tenzij de woningen der consuls en eenige bijzonderen, die zich daar gevestigd hebben om handel te drijven.
De voornaamste straat is eene lange dreef van bananen en moerbezieboomen, onder welke de huizen gelegen zijn.
De winkeliers leggen daar, onder het breede bladgewelf, hunne koopwaren ten toon en deze zijn voor eenen Europeaan dikwijls van zeer wonderlijke soort.
Wat zoudt ge denken van die mand gedroogde sprinkhanen? Van die groote boomblaêren, die als ammelakens zullen dienen?
Verder ziet men allerhande soorten van vruchten, engelsche katoenstoffen, papegaaien, enz. en zeker het vaatje betza-betza, een walgelijke drank voor een Europeaan, maar eene buitengewone lekkernij voor een Malagas.
De Hovas verkoopen zout, vleesch van pas en ter plaatse geslachte ossen, keukengereedschappen, enz.
Ten gevolge van de warmte, het geplast bloed en het vleesch, heerscht er op dat punt der stad een onverdragelijke stank.
De Malagas zijn afschuwelijk leelijke, vuilbruine gezichten; de neus is plat, de lip dik, het hair is pekzwart en wollig gekroesd.
De haarbos is soms verbazend en wordt in de hoogte gezet, hetgeen aan velen van de mannen een recht duivelengezicht geeft.
De vrouwen vlechten niet zelden het haar in streenen en bedekken alzoo het geheele hoofd.
De kleeding, zoo voor mannen als vrouwen, is zeer eenvoudig; beiden dragen de sadik en de simbu, doch de vrouwen voegen daarbij een jak met mouwen, dat zij kanczu noemen.
De sadik is een doek, dien zij om de lenden slaan en tusschen de beenen doorsteken. Velen dragen niets dan dat kleedingstuk. Anderen voegen er de simbu bij: een groote lap, in welken zij zich drapeeren.
Bij de aankomst vindt men te Tamatave, natuurlijk, geen rijtuig; de bagagie wordt, even als in Java, door marmiten gedragen.
De reiziger zelf moet gebruik maken van eene soort van leunstoel, die op eene baar staat en zoo door de sterke en gespierde Malagas wordt gedragen.
Paarden zijn op Madagaskar iets zeer zonderlings, en de ossen worden niet als trekdieren gebezigd. Trouwens, wij zegden reeds dat er geen wegen op Madagaskar zijn; waartoe zou dus een voertuig dan dienen?
Gaat men nu in leunstoel of tokan op reis, heeft men een verren tocht af te leggen, is men met veel bagagie belast, dan heeft men een overgroot getal dragers noodig.
Overigens, de Malagas is een man met een niet zeer opgewekt karakter en dit is deels te wijten aan de mishandelingen en vernederingen, die hij van wege de Hovas moet onderstaan.
De Hovas bestelen, berooven hem, plunderen hem uit en benemen betza Malagas alle zucht om iets te vergaêren, te bezitten.
Op Madagaskar is het klimaat zeer veranderlijk: 't is nu eens nat, dan eens smachtend heet of nijdig koud. De koortsen vallen niet zelden den Europeeër aan, doch juist kwaadaardig zijn zij niet.
De Malagas op de kust woonachtig, is zacht en zelfs vriendschappelijk van aard; geregeld werk doet hij niet gaarne of liever weigert hij te doen. Aan nijverheid doet hij niets, tenzij aan het weven van zakken, balen en kleedingstoffen voor vrouwen; hiertoe dienen hem de blaêren van den raffia-palmboom.
In wat landbouw betreft, hierin kent hij niets dan de cultuur van den rijst; ofschoon deze oneindig meer zou kunnen uitgebreid worden.
Zoek geen zeden bij den Malagas: het huwelijk bestaat als het ware niet. De veelwijverij is eigenlijk de normale staat. Trouwens heerschen daar, onder dit opzicht, gewoonten die men nergens anders ontmoet.
Zoo mag de man, die eene vrouw verstoot, eene andere huwen; maar de vrouw, al leeft zij met een anderen man, blijft toch aan hem verbonden. Zij mag geen nieuw huwelijk aangaan en de kinderen die zij later hebben zal, worden toch beschouwd als behoorende aan den eersten man.
De bewoners hebben eene bijgeloovige vrees voor de slang en den krokodil; zij vereeren zelfs dat laatste monster, en om het te verbidden hebben zij het eene plaats gegeven in de sieraden der kroon.
De Hovas zijn over het algemeen genomen materialisten, vrienden van goeden sier. Zij schikken zich nog al lichtelijk naar onze manieren, en maken, als zij in gezelschap van Europeanen komen, ook eene soort van Europisch toilette, dat meer dan eens potsierlijk is.
Charnay vertelt dat hij eens met Hovasche opperhoofden dineeren moest; de gasten kwamen voorafgegaan door een trompetter, een trommelslager en vijf tamelijk koddig uitgedoste soldaten, gekommandeerd door een kaporaal.
De overheden zelven zaten in rokken, vesten en broeken die hun of veel te groot, of veel te klein waren; het meest paradeerden zij met een rooden zakdoek.
Eindelijk toen zij niet meer wisten waar met dit voorwerp te blijven, gingen zij er op zitten, aangezien een zak hun onbekend was.
De beleefdheid wil dat men zich niet met de vrouwen aan tafel bezig houde; de vrouw is, in opzichte van den man, een minder wezen; ook wordt aan tafel de man vóór de vrouw bediend.
De Malagas eet zoo lang hij kan; zelfs op zijn sterfbed, zegt Ida Pfeiffer, stopt men hem den mond vol rijst, en als hij daarin stikt, 't geen niets buitengewoon is, zegt men: ‘Wonderlijk, hij had kort te voren nog geëten.’
De koningin van Madagaskar heeft een groot getal slaven, en al de reizigers die ze gezien hebben, geketend, mishandeld, gewond en ongelukkig, hadden diepe deernis met die wezens.
Naar gelang men de kust verlaat, wordt het land ook gezonder, worden de dorpen talrijker en welvarender.
Alles hoort op Madagaskar aan de kroon. De vreemdeling wordt er slechts geduld; daarom mag hij rieten en houten huizen bouwen: steenen huizen zou het uitzicht van duurzame vestiging hebben.
Een eigenlijk wetboek bestaat er niet: de Hovasche opperhoofden oordeelen, straffen en plunderen naar goedvinden, en of dit al of niet rechtvaardig gedaan wordt, er kraait geen haan naar.
Toch houdt de koningin een wetboek in voege. Zoo wordt bijv, met den dood, den verkoop van vrouwen en kinderen, verbeurdverklaren van bezittingen gestraft:
10 het deserteeren naar den vijand; 20 hij, die op vrouwen van prinsen en hertogen aanlegt; 30, hij, die een wapen onder zijne kleeren verbergt; 40 hij, die revolutie maakt; 50 hij, die mannen buiten het grondgebied der Hovas lokt; 60 hij, die zegels steelt of handteekens namaakt; 70 hij, die een goud- of zilvermijn ontdekt of aanwijst.