Rembrandt.
Algemeen, zoo lezen wij in een oud Nederlandsch Magazijn, is het bekend, dat de manier van Rembrandt was: de lichtpunten, door penseelstreken van een geduchte grootte, te doen uitkomen - iets, dat zijne stukken een hobbelig voorkomen doet aannemen. Maakte men hem daarover aanmerkingen, dan rechtvaardigde hij zich met te zeggen, ‘dat hij een schilder en geen verver was.’ Vooral kon hij niet dulden, dat men zijne stukken van te nabij beschouwde. ‘Eene schilderij,’ zegde hij, ‘is niet gemaakt om er met den neus op te liggen; daarbij de reuk van de olie is ongezond.’