Feesten tijdens Hendrik III.
Hendrik III was een vorst die, in de grootste ellende van Frankrijk, toch zijne zucht tot verkwisting en pracht vrijen teugel gaf. Wij lezen daaromtrent dat hij vooral de vastenavonddagen op de wansmakelijkste wijze vierde, door zich als vrouw te verkleeden. Dat was het geval met den carnaval van 1577, waarin die vorst zich beneden het peil van alle koninklijke waardigheid voordeed.
Men beweert dat zonder het toevallig afsterven van zijnen schoonvader, graaf de Vaudemont, hij besloten had 200.000 fr., eene kolossale som in die dagen, aan maskerade-brasserijen uit te geven.
In mei 1577 gaf de koning aan zijnen broeder, den hertog van Alencon, op Plessis-les-Tours een feest, waar iedereen in het groen gekleed was en waar de dienst door vrouwen, in groen mansgewaad, werd waargenomen. De weelde en pracht die op dat feest werden ten toon gespreid, zou men inderdaad stootend voor het arme volk hebben kunnen noemen. Terwijl men alleen 60.000 fr. aan groen zijden fluweel verbraste, had meer dan een geen stuk deksel of brood.
Als een Heliogabaal waren de kleedingstukken des konings met kostbare peerlen en edelgegesteenten overladen. Eene enkele kleeding kostte gewoonlijk 10.000 fr. van fatsoen en werkloon, doch zonder het goud- of zilverlaken waaruit zij vervaardigd was. De bruiloft van Joyeuse en Margaretha van Lotharingen, door den koning ingericht, duurde niet minder dan zeventien dagen, en men verscheen geen tweemaal in hetzelfde kleed op het feest.
Bekent met ons dat onze voorzaten verkwistender waren dan wij, die echter als zoo verkwistend gebrandmerkt zullen worden.
Het was overigens niet alleen in Frankrijk, dat men verkwistende vorsten en grooten vond; in alle landen vindt men van iets dergelijks voorbeelden, en niet het minste in Engeland, tijdens Elisabeth, die zich door hare grooten en adellijken, op eene onbeschrijfelijke wijze, feesten liet aanbieden, zelfs toen die harpij reeds zeventig jaar oud geworden was.
Om op de bruiloft tijdens Hendrik III terug te keeren, hebben wij er nog bij te voegen, dat er een groot ballet gevormd werd van Circé en hare nimfen. De samenstelling er van wordt aan burggraaf de Beaujoyeux toegeschreven, de muziek aan Beaulieu en Salmon, Ronsard en Baïf leverden de woorden, die elk 2000 kronen ontvingen. Voorwaar, Hendrik III betaalde ruimer dan ons gouvernement, dat ten hoogste 500 fr. aan eenen cantate-fabrikant betaalt!
Die bruiloft zou den verspilzieken koning meer dan 1.200.000 kronen hebben gekost; maar ook de koninklijke schatkist was gedurig ledig, al nam men dan ook zijne toevlucht tot afpersingen, belastingen, verkoop van rechten, privilegiën kortom, van alles wat slechts geld kon opbrengen.
Zoo berooid was de koninklijke zak soms, dat de vorst wel gedwongen was zijne grillen voor het oogenblik te staken; dat de koningin-moe- der geld leenen moest om, op reis zijnde, deze fatsoenlijk te kunnen voortzetten, en dat de pages des konings hunne mantels moesten in pand geven om aan klinkende munt te geraken.
Men begrijpt tot wat kwellingen, uitputtingen en bloedzuigerijen die toestand den grooten aanleiding gaf jegens het volk. Als de koning alle middelen te baat nam om aan geld te geraken, moet zulks ook het geval zijn geweest met de grooten en nohelen, die hunne fortuin verbrastten, om de koninklijke grillen in te volgen en te voldoen.