De kometen.
Het woord komeet wordt afgeleid van het grieksche woord Kome, dat is hoofdhair. Het waren de Kristenen die de kometen het eerst als sterren voorstelden; doch wier staart, zegt Dr.Wap, evenveel aanleiding gaf tot suspicie, omdat daardoor aan den staart van den booze, of voor het minst aan eene tuchtroê of geesel gedacht werd.
Wel kwamen in later tijd de geleerden tegen die denkwijze op, zooals Bayle, Descartes en anderen; maar de Protestantsche dominees in Nederland hielden vol dat met de komeet ook de duivel gemoeid was. Onder deze geleerden telde men den doctor in de Wijsbegeerte, dominee Gijsbertus Cock, die onder goedkeuring der faculteit van de Utrechtsche hoogeschool, ‘een schrikbarend boek’ in de wereld bracht over de cometographie.
De faculteit nam dat werk en de daarin aangebrachte stellingen zóó ernstig op, dat zij verklaarde, dat deze betrachtingen ‘heden ten dage door losse speculatie van vele filosofen niet meer dan al te veel verydelt worden.’
Een andere waarschouwer tegen de kometen in Nederland, was Banke Klaassen de Vries, die het in 1618 erg druk had tegen den staart der destijds verschenen komeet, zoo als hij ook erg uitvaarde tegen het rooken. Wat Banke Klaassen de Vries nog het afschuwelijkst van al vond, van wege het zondige menschdom, was ‘dat men het gesternte stond te begluren met een vuurslag in de hand en een pijp in den mond.
Inderdaad erg, niet waar?
De dagen van dwaas bijgeloof, waaraan de verlichte protestanten tot zeer laat meededen, zijn nu voorbij en de komeet, al heeft ze dan nog zoo'n kolossalen staart, als die welken wij in 1882 bewonderden, wekt nieuwsgierigheid, doch geen schrik meer op, of voorspelt evenmin meer kwaad dan welk gesternte ook.