Uit de sterrenwereld.
In een voorgaande aflevering zegden wij dat het boek Job ook een boek der wetenschap is. In dat boek staan wetenschappelijke aangevingen, die onze hedendaagsche geleerden benuttigen. ‘Wij komen, zegt Dr. Wap, nu tot de de Sterren, die onze Ouden (volgens de beteekenis van het woord stella, estoile, van het Grieksch Stelloo, stellen, vaststaan) verdeelden in vaste, waaraan zij een stoel (óók van Stelloo) toedachten, om daarin, van uit de hoogte, als op heur gemak, de ijdelheden der wereld te kunnen begluren; - de beweeglijke of ‘dwaalsterren, zeiden zij, rijden op een wagen en brengen ons het licht door haar aan de Zon ontleend. Voorts kenden zij de hemelteekenen op den zonneweg, en ook de voornaamste Sterren, waarvan zij beelden groepeerden, op de manier van Ptolomeus, die met zijne zuidelijke en noordelijke Sterrebeelden of Constellatie optrad, te Alexandrië, in de IIe eeuw, en die, zoo men beweerde, uit bronnen zou geput hebben, reeds aan Job bekend. Verschil van namen doet hier niets ter zake: Spreekt Job van den Grooten Beer, van Orion en de Hyaden (IX: 9), Professor Kaiser drukt hetzelfde met de Hollandsche namen van de Wagen, den Ploeg en het Zevengesternte uit.’