Handhaving der wet.
Uit de oude oirkonden van New-York heeft Morris Coster eenige bijzonderheden opgezocht over de strengheid, waarmee de hollandsche kolonisten, die zich in de XVIIe eeuw in de nieuwe wereld kwamen vestigen, de strafwet, in Nieuw-Amsterdam, toepasten. Ziehier wat wij daaromtrent in een Nederlandsch-Amerikaansch blad vinden:
Mesaack Martens stool roode en witte kool van Peter Jansen, den scheeps-timmerman, toen woonachtig op het Maagden Paadje (thans ‘Maiden Lane.’ - Red.) Hij werd veroordeeld te pronk te staan met de gestolene kool op zijn hoofd, en verbannen uit de stad voor vijfjaren.
Herman Barensen ontvreemdde beddelakens en dekens, en werd gegeeseld en verbannen.
Lijsbert Anthony, in dienst bij de echtgenoote van den predikant Drysius, maakte zich meester van allerlei huisraad. Zij verdedigde zich meerdere uren, doch werd schuldig bevonden, en werd met ijzeren roeden op haar rug geslagen.
Het was in dien tijd geen vreemd gezicht, soldaten en matrozen, op een houten paard, door de stad te zien voorttrekken. Diefstal en muiterij werden zoo gestraft, zelfs officieren ondergingen die schande menigmaal.
Even streng werd het schenden van de zondagsviering gestraft. Geen plukken van vruchten, geene zeil- of jachtpartijen waren veroorloofd, en kaart- of hazardspelen inzonderheid verboden. Wat vooral in acht genomen moest worden, was de eerbied voor de autoriteiten, en ouderen van dagen. Het misbruik van scheldwoorden en beleedigingen vond geene genade.
Zoo had Madaleen Vincent zestig gulden te betalen voor den schepene, Willem Beekman, eene beleediging aangedaan te hebben.
Zoo moest Jan Cornelisen, die Rutger Jansen een ‘splitbaard’ genoemd had, eene aanzienlijke boete betalen, en gezegde Jansen werd tot hetzelfde veroordeeld, door ‘Cornelisen,’ een ‘Indiaansche hond’ te heeten.
Maar nog erger ging het Willem Gerritsen, die door den engelschen Predikant, Francis Douty, aangeklaagd was, een spotlied op zijne dochter te hebben vervaardigd. Gerritsen werd veroordeeld, zoolang publiek te pronk te staan, als gezegde Predikant eene toepasselijke rede deswege hield. Toen de predikant geëindigd had, verkreeg Gerritsen wederom zijne vrijheid.
Doch ook op het punt van trouwbeloften waren onze voorvaders uiterst kiesch. Het vrijen ging toen niet zoo gemakkelijk als ten huidigen dage. Een belangrijk rechtsgeding in dien geest was dat van Maria Besems, die Boudewijn van Nieuwland dagvaardde voor het verbreken van trouwbelofte. Zij toonde de rechters zijne liefdesbrieven, beloften, en een bewijs van haar goed karakter, afgegeven door Dr. Sam. Coster en chirurgijn Jakob Blok. Het gevolg was dat haar beminde tot 3000 gulden schadevergoeding veroordeeld werd, voor welker betaling hij gedwongen werd al zijne bezittingen te verkoopen.