had hij Egmond, de ziel en het hoofd van het leger, te Willebroek gezien en, waar of niet waar, zeer kenmerkend was het einde van hun gesprek, dat blijkbaar niet tot eene overeenstemming van gedachten geleidde, want Oranje ging heen, tegen den zin van Egmond, en Egmond bleef, tegen den zin van Oranje.
‘Vaarwel, prins zonder land!’ zegde Lamoraal.
‘Vaarwel, graaf zonder hoofd!’ antwoordde Willem, en de laatste voorzegging werd weldra waarheid; want Egmond en Hoorn werden den 9 september aangehouden, bij het verlaten der zitting van den Staatsraad, in welken men het plan der forten van Diedenhoven en Luxemburg onderzocht had.
Beiden werden naar het kasteel van Gent overgebracht, deze in een rosbaar, gene op een wagen, onder geleide van een regement voetvolk, twee kompagnieën arquebusiers te paard en drie kompagnieën lichte ruiterij.
Het is zeker dat de hertog van Alva hier èn de privilegiën van Brabant, èn die van het Gulden Vlies schond, aangezien de aangehoudenen ridders dezer hooge orde waren. Gansch dit proces, gansch die voorloopige gevangenis werd overigens door willekeurigheid gekenmerkt, en het was of de dood der twee edelen reeds van voor lang besloten was.
De echtgenoote van Lamoraal van Egmond was eene prinses Sabina van Beieren, zuster van den keurvorst Frederik van den Pfalz; zij had al gedaan wat er mogelijk was te doen, om haren echtgenoot van het schavot te redden. Tevergeefs; het vonnis werd met eene onverbiddelijke strengheid voltrokken en de goederen van den gehalsrechte werden verbeurd verklaard.
De edele weduwe van elf kinderen verwijderde zich, na de strafuitvoering, in het klooster van Ter Kameren, waar zij lang in stilte en vrome afzondering leefde, beklaagd door allen die haar kenden en haar zagen lijden. Acht jaren waren er sedert den vreeselijken dag heengesneld, dat Egmonds bloed te Brussel door den beul vergoten werd, toen de koning aan Sabina van Beieren een deel harer goederen teruggaf, na den dood verbeurd verklaard.
Nu keerde zij, de weduwe, naar haar hotel te Brussel terug, waar zij met haren gemaal zooveel gelukkige dagen gesleten had. Zij ging het eerst naar het bidvertrek des dierbaren doode, en hare aanwezigheid aldaar was gewis een treffend oogenblik voor den kunstenaar, die het ons aanschouwelijk heeft gemaakt.
Eenvoudig, doch grootsch is de houding der weduwe, nog altijd in haar rouwgewaad. Het hoofd is gebogen, de handen zijn saamgevouwen op de knieën. Rondom haar staan drie harer kinderen: haar zoon Philippe, die later in Frankrijk oorloogde, hare dochters Leonore en Christina, welke eerste graaf Georgius van Hoorn en de jongste Karel van Mansfeldt huwden.
Wat den schilder betreft, die deze treffende bladzijde op het doek bracht, deze is hier te lande weinig bekend; hij is niettemin een Belg, die geruimen tijd in Munchen, onder leiding van Strählhuber en in Dusseldorf, onder die van Sohn en von Gebhard, studeerde, om eindelijk naar Brussel terug te keeren. Wat de schilderij betreft, deze hoort aan het belgische gouvernement toe, die haar te Philadelphia tentoonstelde.