Sterrewereld.
‘Wat is toch onze aarde? vraagt Flamarion. Eene planeet, behoorende tot ons zonnestelsel en wel slechts een middelmatige: een bewoner van Jupiter of Saturnus zou daarop met minachting neerzien, want onze verblijfplaats is slechts een stipke, wanneer men haar beschouwt van een dezer reusachtige werelden, die op 610 en 1272 millioen kilometers van onze loopbaan zich bewegen; zij is slechts een onmerkbaar plekske, wanneer zij zich op de zonneschijf vertoont. Wat is ons planetenstelsel, daaronder begrepen onze aarde en al wat daarbij behoort? Het is een hoofdstuk, eene bladzijde uit het groote boek van het heelal: millioenen zonnen, schitterender en rijker dan de onze, vervullen de ruimte met hare overvloedige lichtstralen. En wat is eindelijk de geheele verzameling van sterren, het gansche zichtbare heelal, in vergelijking met de oneindige ruimte? Het is als een vogelnestje, dat zich verliest te midden van een bosch, een mierenhoop in een akker. Zoek daarin de aarde en gij zult haar niet terugvinden.’