Het hoefijzer.
Volgens een fransch geleerde hebben de Grieken of Romeinen nooit het beslaan der paarden gekend in den zin als wij dat verstaan. Als men de hoeven der paarden wilde beschermen tegen het groote afslijten, omwond men ze met hair, biezen of strooi, welk omwindsel met een riem werd vastgemaakt. Het zijn, zegt een fransch tijdschrift, de Barbaren, die de gewoonten deden kennen van de ijzers met nagels aan de hoeven vast te klinken.
De Romeinen lieten in den oorlog de hoeven der paarden vrij van alle omwindsel, omdat de beweging hierdoor belemmerd werd; maar de Barbaren, door hunne wijze van beslaan, ontnamen aan het paard niets van zijne beweging en beschermden daarenboven den hoef tegen het afslijten en het kwetsen.
Toch verspreidde zich de gewoonte, door de Barbaren ingevoerd, zeer langzaam in Europa en men moet tot de IXe eeuw opklimmen om geregeld een genageld hoefijzer te vinden. In de IXe eeuw werd, in Frankrijk, het, paard slechts in zekere omstandigheden beslagen, en in Italië, in de fransch-afrikaansche bezittingen ziet men tegenwoordig niet zelden nog de achterste hoeven alleen met hoefijzers bezet.
In Engeland werd die manier om de hoef van het paard te vrijwaren, slechts omtrent de XIe eeuw, men zegt door Willem de Veroveraar, ingevoerd. Sedert eeuwen is het beslaan, bij middel van nagels, algemeen, ofschoon er ten dezen opzichte moer dan eens pogingen tot verbetering zijn aangewend, die echter tot geen beduidenden uitslag hebben geleid.