Het zitten der negers.
De Chaillu, van wien wij reeds vroeger spraken, vertelt als volgt de wonderlijke positiën die de negers in West-Afrika nemen, als zij zitten: De koningstroon is niets meer dan een lompe, bouwvallige hut; zijn scepter is een koperen bel, en zijn staatsiekleed een verschoten tooneelkostuum. Een der zonderlingste manieren in het land der negers is de wijze, waarop zij in eene soort van leuningstoel zitten. In het Oosten, gelijk men weet, gaat ieder hierin op zijne wijs te werk: de Noord-Amerikaansche Yankee, en de ‘klimaatschieter’ in Indië of Manilla, legt de voeten gaarne hooger dan het hoofd, op een tafel of op den rand van eene kist; de Turk zit met de beenen kruiselings onder zich en zonder eenigen steun in zijn rug; de toerist in Syrië zit op zijn hobbelenden drommedaris als op de kap van een fourgon, die over een diep geploegden akker rijdt; maar al deze manieren schijnen nog niets in vergelijking met het postuur van een West-Afrikaan. Zijn stoel is een lang, schuinsch afhellend blok hout, met een dwarsbalk aan het oppereind en zonder het minste bekleedsel of kussen; de beenen, van de knie en tot aan den voet (als men ten minste de plaat in het werk van du Chaillu kan gelooven) liggen recht uitgestrekt; boven de knie dalen zij opwaarts; de armen, die tot aan de ooren worden opgetrokken, zijn als haken over den dwarsbalk geslagen, en het gelaat van den rustende ligt opwaarts ten hemel gericht. In deze positie, die een gewoon mensch geen twee minuten zonder ongemak zou kunnen uithouden, rookt de neger zijn kort pijpke, dat recht uit zijn mond opsteekt, zoodat de asch hem noodwendig in de oogen valt en de tabaksolie in zijn keel moest loopen. Nog eene andere vreemdsoortige smaak, in zulk een warm klimaat, is het liggen voor een groot vuur op een heeten dag. Du Chaillu zag een prinses deze weelde genieten, met eene tabakspijp in den mond bij een temperatuur van 85 graden Fahrenheit, in de schaduw. Wanneer dit volk een koning kiest, gaat het met al de vrijheid van losbandige en onafhankelijke kiezers te werk, schopt, slaat en bespouwt hem, bij het begrip dat het hun laatste kans is om vrij en onafhankelijk te mogen handelen.’