De jacht in vroeger tijd.
Wij zijn volop in het jachtsaizoen. Onze tegenwoordige Nimrods trekken voor dag en dauw naar hunne gepriveerde jacht, vermoorden daar eenig wild en keeren als gewone stervelingen van hunnen tocht terug. Wat al verschil met de jacht in de oudheid, toen er niet alleen een welgemikt schot noodig was, om het wild machtig te worden, maar eene stoutheid en behendigheid, welke ons, gepommadeerde jagers, doet beven.
Ziet de jagers uit de middeneeuwen! De tocht door het ongebaande bosch, met de oude bemosde stammen, door het kronkelige kreupelhout, dorens, varen en lis doen aan iets tooverachtigs denken. Wat al gevaren verzellen hier de jacht; wat al kracht, stourheid en behendigheid bij het besturen van het paard en het werpen der spies is hier noodig om het vliegende hert machtig te worden!
Gansch die samenstelling is breed, bezielend, levendig. Men hoort als het ware den wilden galop en het gesnuif der paarden, het breken en kraken der takken, den kreet der jagers, het gejank en geblaf der honden. Vooruit, ongenadig vooruit, tot dat het vluchtende hert zal gevallen zijn!
In later eeuwen, in de meer beschaafde tijden, werd de jacht ook een meer verfijnd genoegen, onder ander met den valk, en zoo hoog stond dat vermaak in aanzien, dat wij in de edicten over de jacht van het Consistorie van den Horen van Turnhout, geschreven vinden: ‘alsoo wy verstaen datter eenighe van famelooze ende seer onachtbaer conditie, gelyck vilders van peerden, ende diergelycke, hun dagelyks vervorderen te jaghen’, en dat de edicten tegen die personen van verachtelijke conditie zware straffen uitspraken.
Men joeg volgens het voorschrift ‘hayr met hayr ende pluym met pluym,’ dat wilde zeggen bij voorbeeld herten en hazen met honden; reigers, patrijzen en ander gevogelt met den valk.
De jachten waren inderdaad feestelijke optochten, waaraan de vrouwen op hakkeneien gezeten, deelnamen.
Zelfs de valkenjacht is in onze dagen ten ondergegaan; zij was voor eenige jaren nog op het Loo, het lustverblijf des konings van Nederland in voege; zij bestaat nog op de landgoederen van eenige rijke lords in Engeland, doch dit alles behoort tot de uitzonderingen, tot de zeldzaamheden.
Nu, zooals wij zegden, bepaalt zich het jachtvermaak tot een zeer burgerlijk plezier: het neerschieten van eenen haas, een konijn, een patrijs, en als de Nimrod onbehendig is en met geen leegen zak naar huis komen wil, koopt hij hier of daar, van dezen of genen strooper, een stuk wild, dat misschien reeds acht dagen te voren in strop of net gevangen en beulachtig de nek omgewrongen werd.