Mieren en insecten.
De Chaillu, de reiziger en jager in Afrika, vertelt het volgende over de mieren en insecten in dat stikheete land:
‘De Basshikouai mieren moeten eene verschrikkelijke plaag zijn. Zij trekken, naar men zegt, nacht en dag voort, in legers van mijlen lengte. De olifant en gorilla kiezen op hunne nadering het hazenpad; de negers vluchten om hun leven, zoodra zij de eerste mier gezien hebben. Een mijner vrienden verzekerde mlj, dat hij in de bergen van Zambeze een dorp geheel door de inwoners verlaten zag, - die in alle richtingen de vlucht hadden genomen, uit vrees voor de mieren. Zoodra het mierenleger eene hut binnendringt, is in weinige minuten alles wat leven heeft er uit verdwenen. Kevers zoo groot als muizen, duizendpooten, muizen en ratten worden oogenblikkelijk verslonden. De sterkste rat is in eene minuut gedood, en in de volgende minuut tot op het been afgeknaagd. Zelfs luipaarden, honden en herten worden even spoedig opgeeten; het onnoemlijk aantal der mieren doet hier alles af. De Basshikouai-mieren zijn 1½ ned. duim lang en sterk genoeg om stukken uit het vleesch te bijten. Eene verdienste bezitten zij toch, namelijk dat zij de witte mieren - die gewone allerschadelijkste landplaag - een doodelijken haat toedragen en, waar zij maar kunnen, verdelgen. Behalve deze, en de zoogenaamde zandmieren - die als schorpioenen bijten en een hevige pijn achterlaten - zijn er verscheidene soorten van vliegen, die verschrikkelijk steken; zooals de igogonai een muggesoort, die zelfs door de huid der negers heenboort en een vreesselijke jeuking veroorzaakt; de ibolai, een vliegensoort, met een angel als een naald, en die fluit terwijl hij iemand steekt; de rochounia, die zich reeds met bloed heeft volgezogen eer men het schier bemerkt en dan eenige uren lang jeukte nalaat, nu en dan door krampen afgewisseld; de cloway, een nestenmakend vliegensoort, bijna zoo groot als een wesp, die den mensch zelfs in het water vervolgen, en met zulk een woede aanvallen, dat de negers, wanneer zij met een kano op de rivier varen en toevallig eener hunner nesten naderen, terstond overboord springen en hunne boot in den steek laten. Deze schijnen de kwaadaardigste kwelduivels van allen. De plaats waar zij bijten, blijft twee of drie dagen pijnlijk.’