Ferdinand de Lesseps en het kanaal van Suez.
In 1805 geboren is Ferdinand de Lesseps vandaag 77 jaren oud, en wel verre van op die hooge jaren te gaan rusten, onderneemt hij de doorsteking der land-engte van Panama en legt hij nog eene bedrijvigheid aan den dag, die ons met bewondering treft.
De heer de Lesseps zag het levenslicht te Versailles. Twintig jaar oud trad hij in de diplomatieke loopbaan en ving deze aan in de legatie te Lissabon. In 1827 en 1828 was hij, onder het kabinet van minister de la Ferronnière, werkzaam in de afdeeling ‘handel’, werd consul-leer-ling en attaché aan het consulaat van Tunis.
In 1831 bevond hij zich in Egypte in het fransch consulaat. Toen in 1834 en 1835 de pest in Alexandrië een goed deel der bevoiking wegmaaide, verving de Lesseps aldaar den consulgeneraal. Moedig had de jonge plaatsvervanger zich in die verschillende oogenblikken gedragen; burgers en kooplieden verkondigden zijnen jot en koning Louis-Philippe zond hem ter belooning zijner zelfopoffering het kruis van het Legioen van Eer.
In 1836 bezette de Lesseps eene gewichtige plaats in de staatkundige gebeurtenissen, die zich in het Oosten opdeden. Frankrijk had destijds nog een grooten invloed in den Levant en de jonge diplomaat droeg er veel toe bij om het recht van bescherming over de katholieken aldaar uit te breiden.
Gezondheidsredenen deden de Lesseps het Oosten verlaten; in 1838 vinden wij hem uit het brandende Oosten naar het Noorden verplaatst als consul te Rotterdam. Een jaar later was hij te Malaga; in 1842 te Barcelona en daar bevond hij zich in geen gemakkelijke positie, dewijl Frankrijk heel vijandig gezind was opzichtens Espartero.
Bij het beleg en de beschieting der stad was de Lesseps eene ware Voorzienigheid, niet alleen voor de Franschen, maar ook voor personen van andere naties. Een aantal ridderorders kwamen hem dan ook toegevloeid, en koningin Isabella zond hem het onderscheidingsteeken van kommandeur der orde van Karel III; de Franschen te Barcelona lieten eene medaille ter zijner eer slaan en de Kamer van Koophandel deed zijn borstbeeld beitelen.
De omwenteling van 1848 vond hem nog te Barcelona; naar Parijs ontboden om verslag te doen over den toestand van Spanje, vertrok hij later als gezant naar Madrid en nog later naar Rome, waar hij, zoo het schijnt, enkel als schijn-diplomaat is opgetreden, aangezien het toenmalige gouvernement naar een ander doel streefde, en dit ook bereikte, dan de instructiën van zijnen gezant luidden.
Ferdinand de Lesseps nam zijn pensioen en wijdde van dan af zijn leven aan het ontwerp, betreffende de doorgraving van Suez, welke zijnen naam voor eeuwig beroemd maakt en eene weldaad is voor Egypte, gelijk voor gansch de handeldrijvende wereld.
De eerste ontwerpen van doorgraving verliezen zich in den nacht der tijden. Overigens onder Pholomeus II, dus vele eeuwen voor Kristus, bestond er een kanaal, dat aanvang nam boven Bubaste, aan den Nijl, en in de Roode-Zee uitwaterde; doch omtrent het mid- den der VIIIe eeuw (762 à 767) vóór Kristus, was dit niet meer bruikbaar voor de scheepvaart.
Aan eene verbinding tusschen de Middellandsche- en de Roode-Zee was niet gedacht, omdat de toenmalige handelsbetrekkingen dit niet vergden, en Egypte alleen handel dreef met Arabië. De romeinsche keizers verdiepten, met eenige wijzigingen, het kanaal der Pharao's, en na de verovering van het land door de Arabieren, werd dit kanaal niet zelden aan deze of gene politieke of oorlogsomstandigheid opgeofferd.
In de XVIe eeuw kwam het denkbeeld van de verbinding der twee zeeën, drukker dan ooit boven. Uit brieven, te Londen in het Britsch Museum berustend en geschreven door Jacques Savarie, fransch gezant te Konstantinopel, blijkt, dat men aan de doorgraving 100.000 man, 40.000 ezels en 12.000 kemels wilde gebruiken; doch de hooge kosten, welke er vereischt werden, deden het ontwerp verlaten.
In de XVIIIe eeuw, onder Mustapha III, en vooral na de verovering van Egypte door Napoleon, kwam het kanaal der Pharao's weer op het tapijt en men vond, ten noorden van Suez, het spoor van die aloude vaart. Het denkbeeld van doorgraving lachte Napoleon toe. Het rapport dat hem den 6 december 1800 werd aangeboden, bevatte de ongehoorde misrekening, dat het water der Roode-Zee 9.908 el hooger stond dan dat der Middellandsche-Zee. De dwaling werd eerst in 1847 door de heeren Bourdaloue en Talabot grondig weerlegd, en van dan af kon er aan de uitvoering van het plan met ernst gedacht worden. In 1854 kreeg de Lesseps de concessie van doorgraving.
Den 30 october 1855 had er te Parijs eene vereeniging van deskundigen, uit verschillende natiën gekozen, plaats; de kosten der doorgraving werden op zoo wat 200 millioen frs. geraamd; doch die schatting onderging later aanzienlijke wijzigingen.
In Engeland vond het kanaal hevige en eigenbaatzuchtige bestrijders; men vreesdeFrankrijk's invloed in het Oosten en op de wegen naar Engelsch-Indië. Toen het kanaal echter gegraven was, heeft Engeland zich de aktiën des verkwistenden onderkonings aangeschaft en nu, na den gevoerden oorlog, zijnen invloed op dit punt voor vast gevestigd.