Aan de deur der school.
De schilder Gerard levert ons twee tafereeltjes uit het drukke, woelige, geestige schoolleven, dat echter ook een grooten voorraad van tegenspoeden heeft, niet alleen voor de jeugd, maar ook voor den onderwijzer en voor de ouders.
Uit welk tijdperk heeft de kunstenaar zijne beelden gekozen? Niet uit onzen tijd, want al zou men aan den majestueusen ingang der school zeggen, dat dit wel het geval is, wordt dit tegengesproken door den langen frak en de korte broek van den schoolmeester, die wel degelijk in den tijd der ‘Werthers en Charlotten’ thuis hooren.
Wij moeten dus aannemen dat wij een eeuw vroeger leven en zullen den prachtigen ingang en het helder verlichte schoollokaal dat wij in de diepte zien, als eene fantazie van den schilder beschouwen.
Het eerste tafereel is recht karakteristiek: de oude meester neemt daar als het ware eene majestueuse, beschermende en profeteerende houding aan; de hand uitgestrekt voorzegt hij aan de moeder dat haar zoon een ‘groot man’ worden zal.
‘Een groot man,’ dat is voor de moeder zeker wat al te onbepaald, en de meester denkt dat die woorden van beteekenis, kunnen omgezet worden door: ‘dorpssekretaris;’ doch moeder trekt den neus op; ‘dorpsburgemeester,’ 't is wel wat beter, maar toch nog beneden hare verwachting.
Wat had ze dan toch wel gedroomd, die goede moeder? Och, zooals al de moeders droomen, zelfs reeds bij de wieg van hare kleine bengels, die destijds al niet veel meer doen dan schreeuwen en janken; zij had gedroomd dat zij hem eens in een gouden frak met een ‘sjumanten’ ster op de borst en een blinkenden degen in de hand, aan het hoofd der soldaten, zou zien paradeeren; of wel dat hij, in een gouden mantel gehuld en een gouden staf in de hand, het altaar in de dorpskerk beklimmen zou.
Geen boer, neen geen boer wilde zij, de onnoozele droomster! van haren zoon maken. Een der twee functiën: generaal of bisschop! en ofschoon Janneke veel aanleg had tot beide waardigheden, aangezien hij nu eens in dit dan in geen punt uitmuntte, meende de moeder eindelijk dat hij oneindig meer aanleg had om een Napoleon te worden, dan wel een hoog dienaar der Kerk.
Janneken's horoscoop is dan ook getrokken en de doode endvogel, de korf met eieren, varkenspootjes, appelen, peeren en wat zoo al meer, voor de voeten van den meester uitgespreid, zijn het bewijs dat de profecie welkom is; doch meester Knokenkapper, de vader schijnt eenigen tijd later te bemerken dat vriend Janneke zich al te erg op zijne toekomstige roeping toelegt en nu reeds de dwingeland wordt van gansch de buurt.
De kleine Napoleon rijdt te paard op den zwaren draaiboom, die de weide van den hoevenaar afsluit; doet dezen, als hij te paard gezeten is, door een half dozijn jongens en meisjes openen en dan onder het gejuich van allen, bonzend toevallen en breekt alzoo den sluitboom: meester Knokenkapper mag betalen.
De kleine generaal bombardeert met aardkluiten de ruiten bij den winkelier in stukken en jubelt bij die klingelende muziek alsof hij een triomphalen intocht hield - meester Knokenkapper moet de beurs losrijgen.
De kleine dwingeland heeft het dochterke van den veldwachter geboeid, gebonden, op den grond doen knielen, doen fusilleeren met den bessemstok, en het kind den doodschrik op het lijf gejaagd - meester Knokenkapper wordt eindelijk verwittigd door den burgervader dat hij den jongen generaal, die in het vreedzaam dorp zoo erg den dwingeland en den woelgeest speelt, in het een of ander verbeterhuis zal doen zetten, om hem daar eene opvoeding te geven die hem passen zal.
De storm die losbreekt is verschrikkelijk, en daar waar de welwillende schoolmeester eenige maanden te voren de geschenken der moeder ontving, krijgt hij nu een vracht scheldwoorden van den vader, en moet hij de sententie hooren, naar het verbeterhuis; want Janneke heeft veel andere, en veel zwaarder zonden, op zijn geweten.
Goddank, de tijd der kortgebroekte schoolmeesters, die geschenken van de moeders aannamen om den zoon in de hooge gunst te plaatsen, is voorbij en wij keeren meer en meer terug naar het gronddenkbeeld, dat het onderwijs der jeugd hand aan hand moet gaan met het godsdienstige princiep, wil men wezenlijk groote en nuttige leden der samenleving vormen en geen steunpilaren van het verbeterhuis.
De twee tafereeltjes zijn bij middel der Peinture-Bogaerts nagemaakt en dit op eene zoo prachtige manier, dat men den nadruk niet kennen kan uit de origineele schilderingen. Velen kunnen zich dus dit tweetal meesterstukken goedkoop aanschaffen.