Onder Lodewijk XIV.
Er bestonden, zoo leest men in de papieren van Madame Campan, te Versailles en vóór de omwenteling, gebruiken, welke slechts door zeer weinig menschen gekend zijn. De maaltijd des konings werd genaamd la viande. Twee gardes du corps vergezelden de lieden, die dezen maaltijd droegen. De personen die zich in de zalen bevonden, door welke die spijs gedragen werd, stonden recht en zegden: C'est la viande du roi.
Al de diensten van voorzorg werden en cas genoemd. Eenige hemden en zakdoeken, in eene mand bewaard, zoowel bij den koning als bij de koningin, in geval HH. MM. van linnen wilden veranderen zonder naar de kleerkamer te zenden, vormden het pak van en cas.
De kleeren van HH. MM., in groote manden of in toiletten van groenen taffetas aangebracht, werden le prêt van den koning of de koningin geheeten. Zoo werd er tusschen de bedienden gevraagd: ‘Le prêt du roi est-il arrivé?’ Een garde du corps zegde: ‘Je suis d'en cas dans la forêt de St.-Germain.’
's Avonds bracht men bij de koningin eene groote tas met bouillon, een gebraden koud kieken, een flesch wijn, een orgeat, eene limonade en eenige andere voorwerpen. Dat heette men het en cas van den nacht.