Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1881-1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.05 MB)

Scans (1450.37 MB)

ebook (27.56 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1881-1882)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een bezoek aan eene Klokkengieterij.

(Vervolg.)
III.

Toen ik den eersten voet in de klokkengieterij zette, brandde de oven hoog op; men zou dien dag een zestal klokken gieten, dus een gewichtige dag in eene klokkengieterij. Toch moet ik zeggen dat het alles behalve een feestdag was voor den heer Fritsen. Het klokkengieten heeft toch dit eigenaardige, dat de meester zijn eigen meesterknecht, zijn eigen knecht, ja, zelfs zijn eigen loopjongen moet zijn en letterlijk niets aan andere handen kan overlaten. Zoodra echter het smeltend metaal in den oven ligt te borrelen en te spatten, zijn de grootste werkzaamheden afgeloopen. Immers de kunst van een klokkengieter is niet zoozeer gelegen in het afleveren van een keurig stuk gietwerk, dan wel in het leveren van eene klok, die onberispelijk van vorm en ten gevolge daarvan, harmonisch van toon is.

Over het verkrijgen van dit harmonische beslissen de werkzaamheden en berekeningen, welke aan het gieten vooraf gaan. Om daar een denkbeeld van te geven zal ik hier in 't kort meêdeelen wat de heer Fritsen er mij van verhaalde:

Zoodra een klokkengieter eene bestelling heeft gekregen, begint hij, naar gelang van de afmetingen der te gieten klokken, hare modellen en vormen te ontwerpen. Vlak naast den oven wordt daartoe op een fondament de kern der klok gemetseld van steen en deze kern tot op de vereischte dikte aangevuld met zeer zuivere leem, gemengd met paardenmest. Elke laag leem wordt behoorlijk door middel van vuur gedroogd, alvorens men aan eene tweede begint en tevens door een kompas, dat

[pagina 372]
[p. 372]

in een ijzeren spilstok draait, welke juist in het midden der kern geplant is, effen gestreken. Het zuiver maken van de kern is van het hoogste gewicht, dewijl daarvan de inwendige vorm der klok afhankelijk is.

Is de kern gereed, dan moet ongeveer op dezelfde wijze de zoogenaamde ‘valsche klok’ vervaardigd worden, of liever het eigenlijk model voor de klok, die gegoten moet worden. Het maken dezer ‘valsche klok’ is de grootste kunst van een klokkengieter. Vooraleer hij daaraan kan beginnen, moet hij berekend hebben haar vorm, hare dikte, haar diameter, hare hoogte, om als slotsom van die berekening tot haar harmonisch geluid te besluiten.



illustratie
EEN BUURPRAATJE, NAAR J.R. WEHLE.


In het atelier van den heer Fritsen stonden enkele afgewerkte klokken, waarmeê hij eenige proeven nam, om mij te laten hooren wat er van eene goede klok gevraagd wordt. Een houten hamer nemende sloeg hij op den rand, welke het grondgeluid moet geven. Een welluidend gebrom was het antwoord. Laat ons aannemen dat het C was. Een slag met den hamer hooger dan de plaats waar de klepel zal aanslaan deed de E trillen, terwijl het bourdongeluid van de C het accompagneerde. Een derde slag boven tegen de klok riep een toon in het leven, zoo gemengd dat ik in het begin niets kon onderscheiden, doch weldra hoorde ik zeer duidelijk de G en daar boven

[pagina 373]
[p. 373]

uit de hooge C weêrklinken, terwijl te gelijker tijd de grondtoon en zijne terts meêstemde in het harmonisch klokgeluid. Met een houten hamer kan men eene klok niet doen spreken, zoo als zij uit de torens ons toeroept, doch deze kleine proef bewijst voldoende dat eene goede klok het geheele octaaf van haar grondtoon moet doen hooren.



illustratie
DE LAATSTE KONING VAN GRANADA NEEMT AFSCHEID VAN ZIJNE STAD, NAAR GUSTAVE DORÉ.


Hoe de klokkenmaker dit resultaat bereikt is geen geheim, doch eene verklaring daarvan zou mij doen belanden op eene reeks van wiskunstige formules, welke de lezer mij zeker gaarne kwijtscheldt. Zeer vele klokkengieters, en vooral die van het buitenland, is het voornamelijk te doen, om zoo weinig metaal mogelijk aan eene klok te gebruiken en dus zooveel geld mogelijk er aan te verdienen; met dit uitgangspunt is het intusschen eene onmogelijkheid eene goede, harmonische klok te leveren. De beroemde Keizersklok van den Keulschen dom bijv. is eene prachtige klok, beschouwd uit het oogpunt van gietwerk, maar toch laat hare harmonische verhouding zeer veel te wenschen over. Of hier de zuinigheid de wijsheid heeft bedrogen, is eene quaestie, welke wel nooit aan de groote klok zal worden gehangen, maar niettemin is het een feit. Zeer vele buitenlandsche klokkengieters beschouwen hunne kunst dan ook als eene bijzaak. In hoofdzaak zijn zij metaalgieters en willen het klokkengieten er wel bij waarnemen, dat gaat zoo in één moeite door.

[pagina 374]
[p. 374]

Keeren we na deze uitweiding naar het maken van den klokkenvorm terug. Het zal wel onnoodig zijn te zeggen dat aan het vervaardigen der zoogenaamde ‘valsche klok’ de grootste zorg moet besteed worden. Van eene fijnere soort leem wordt zij, op dezelfde wijze als de kern, laag voor laag met het kompas aangestreken en ten slotte met vet en reuzel afgewerkt om alle oneffenheden te doen verdwijnen.

Is nu de ‘valsche klok’ gereed, dan worden er de opschriften, figuren of versieringen op aangebracht, welke eenmaal op de klok zullen pronken. Deze figuren zijn in hout gesneden, waarvan met was afdrukken worden gemaakt en deze mallen van was worden op de ‘valsche klok’ gehecht. Thans komt het vervaardigen van den mantel aan de beurt, die zoowel de ‘valsche klok’ als de kern bedekken zal. De binnenzijde van dezen mantel eischt dezelfde zorgen als de buitenste van de ‘valsche klok,’ dewijl elke onregelmatigheid daarvan zich op de te gieten klok zou overdrukken; doch ook zijne constructie moet veel sterker zijn. Het gloeiend metaal, dat weldra tegen zijne wanden zal drukken, zal hem persen en wringen met eene kracht, welke men niet spoedig kan overschatten. Daarom wordt de klokkenvorm dan ook, nadat men de ‘valsche klok’ er heeft uitgenomen en de wasfiguren door vuur heeft doen smelten, met aarde aangestampt, zoolang men gelijkvloers is gekomen met den oven en de pijp, waardoor de klokspijs zal vloeien.

Alvorens daartoe over te gaan wordt er op gelijke wijze de klokkenkroon aan vast gemaakt, waaraan de klok zal opgehangen worden, en eerst dan kan men tot het gieten overgaan.

Zooals ik reeds in het begin zeide, kwam ik in de klokkengieterij aan, toen al deze werkzaamheden reeds waren afgeloopen en het koper en tin in den oven lagen te borrelen. Het stoken van den oven is eveneens een van die onderdeelen van de klokkengieterskunst, welke niet te licht mag geteld worden. De oven wordt met hout gestookt en het aanbrengen van nieuwe brandstof moet zoo regelmatig geschieden, dat hij daardoor niet te veel afkoelt en ten gevolge daarvan geene aanmerkelijke vertraging brengt in het gelijkmatig smelten van het metaal. Ten andere moet de klokspijs dikwijls geroerd worden, om het geheel goed door elkaar te mengen, hetgeen geschiedt met lange boomen, die onder het roeren natuurlijk verbranden. Aan deze boomen zijn van boven dwarsplanken vast gemaakt, om het schuim van het kokende metaal te kunnen afroomen, en ook dit werk behoort door geoefende handen en liefst door die van den klokkengieter gedaan te worden, want de minste onreinheid van het metaal kan tot gevolg hebben, dat de met moeite gedane berekeningen en het vervaardigen van den klokkenvorm nutteloos worden.

De gemetselde goot, waardoor het vloeiend metaal in de vormen zal loopen, bestond hier uit eene breede voor, met drie dwarsvoren doorsneden, aan welker uiteinden de openingen voor de klokken waren. Het smelten hield lang tegen; want de koperen kanonloop, welke zich onder het metaal bevond, bleef lang weêrstand bieden aan de gloeihitte. 's Morgens was de oven reeds ontstoken en eerst 's avonds om 10 uur naderde het gewichtige oogenblik. De tijd van smelten wisselt af van 4 tot 14 uren naar gelang de klokspijs bestaat uit metaal van oude klokken of rood koper.

De heer Fritsen, die den geheelen dag in de weer was geweest, verscheen in zijn klokgieterscostuum en inspecteerde voor 't laatst het kokend metaal. In de gietvoor werden gloeiend kolen geworpen om haar een weinig op de hitte voor te bereiden, de oven werd gesloten, zes man, elk gewapend met een ijzeren staaf, welke het tweede gat, dat naar de klokken leidt, sluit, stonden op hun post, terwijl de heer Fritsen, op het punt stond den stop van den oven weg te stooten. ‘Klaar?’ vroeg hij. ‘Ja!’ was het antwoord. Een drietal krachtige stooten volgden en de voorhoede van de klokspijs vertoonde zich in de goot. Zij bracht een verblindend licht meê, alsof geheel het gebouw in brand stond. Een geloei alsof de gloeiende massa woedend was, zoo lang opgesloten te zijn geweest, vergezelde den vuurloop. Uit de gaten, waarin zich het metaal stortte, stegen woedende vlammen op, welker hoorbaar suizen zich vermengde met het woeden van den steeds aanvloeienden vuurstroom. De grond dreunde en kraakte, en in den rooden vuurgloed vertoonden zich de gestalten van den heer Fritsen en zijne helpers als zooveel bezweerders van het indrukwekkend schouwspel, dat een golvende vuurzee kan opleveren.

Eerst toen begreep ik de woorden, waarmeê Schiller in Das lied von der Glocke het gieten heeft beschreven:

 
Stoszt den Zapfen aus!
 
Gott bewahr' das Haus!
 
Rauchend in des Henkels Bogen
 
Schieszt's mit feuerbraunen Wogen.

Niet meer dan drie minuten had het gieten geduurd. De grond rookte nog wel en ook het metaal, dat zich in de goot had verhard, gaf nog een flauwen schijn, doch het ontzagwekkende verschijnsel had opgehouden. Het spreekt van zelf dat de klokkengieter gaarne onmiddellijk zijn werk zou willen zien, om te oordeelen hoe het is uitgevallen, doch de ondervinding heeft hem geleerd zich hieromtrent te bedwingen. De heer Fritsen, die daarenboven in zijn kunst vergrijsd is, weet wat hij doet, als hij den ovenstop terug stoot. Al zijne berekeningen zijn alsdan afgeloopen, alles heeft hij nagegaan en nogmaals nagegaan, de uitslag kan dus niet twijfelachig zijn.

Reeds den volgenden morgen werden de met zooveel moeite en zorgen opgebouwde klokvormen ontgraven, stuk geslagen en de klokken uit hare gevangenis verlost. Die het eerst voor den dag kwam woog 500 kilogrammen en droeg tot opschrift: Joseph Andrieux illustris devotusq. civis Samaranganus cui Deus benedicat me pia liberalitate motus. So. Josepho Patrono Ecclesia Samaranganae dono dedit Ao Dmi 1882 dii Aprilis. De grootste was bestemd voor den stadstoren van Nijmegen en woog 1400 kilogram.

Zoolang de klokkengieterij te Aarle-Rixtel bestaat heeft zij reeds meer dan vier duizend klokken de wereld ingezonden. Op niet minder dan vier wereldtentoonstellingen als te Londen, New-York, Parijs en Weenen werd het fabrikaat van den heer Fritsen bekroond, terwijl de jury van vier binnenlandsche tentoonstellingen eveneens de verdiensten der klokken van de firma Petit en Fritsen te Aarle-Rixtel met goud en zilver vereerde.

Na het gieten is de klok nog niet gereed om in den toren gehangen te worden. Daartoe moet haar eerst praten worden geleerd; want zoo als zij daar ligt, ongepoetst, ofschoon alles duidelijk is afgegoten, spreekt zij niet in den zuiveren klank die wordt gewenscht. Door middel van een draaiwerktuig, dat in beginsel geheel overeenkomt met dat van een kunstdraaier, wordt de klok geschuurd en ook zoo noodig op toon gebracht. Als eene merkwaardigheid kan ik hier meêdeelen, dat het draaitoestel van den heer Fritsen afkomstig is uit de werkplaats van den beroemden amsterdamschen klokkengieter Hémony en door zijne duurzame inrichting in staat is nog eeuwen diensten te bewijzen.

De proef, welke bewijst dat de klok goed is, wordt op eigenaardige wijze genomen. Nadat men zich eerst door hamerslagen overtuigd heeft dat de terts, quint en octaaf zuiver zijn, eene kunst veel moeielijker dan men op 't eerste gezicht zou zeggen, dewijl alleen het buitengewoon geoefend oor dit kan uitmaken, laat men in de onmiddellijke nabijheid der klok, door een of ander instrument den grondtoon of bourdon der klok aanslaan. Is de klok zuiver van toon, dan zal zij door de trilling der lucht ook haar grondtoon laten hooren en dus meêtrillen.

Eerst nu is de klok gereed om verzonden te worden naar hare bestemming. De klokkengieterij van Aarle-Rixtel is daartoe zeer gunstig gelegen langs de Zuid-Willemsvaart, in de nabijheid van Helmond, hetgeen geen klein voordeel is. Uit den aard zijn zelfs de kleinste klokken, welke gegoten worden, zeer onhandelbaar voor het vervoer, doch hier behoeven zij slechts van de gieterij op de stoomboot gebracht te worden.

In het volgend nommer spreek ik over de carillons in Nederland.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken