Lucern en omstreken.
(Vervolg.)
Op de markt, die juist in vollen gang was, vonden we weinig eigenaardigs in kleederdracht, doch des te opmerkelijker is de plaats zelve waar koopers en verkoopers samenkomen. 't Is geen open plein, even als in andere steden, doch eene aaneenschakeling van sombere gewelven, waarvan eenige onder de huizen doorloopen, alle dicht aan de Reuss, de wilde rivier, die vóór de stad uit het meer stroomt en in de eeuwige sneeuw van den St. Gothard haar oorsprong vindt.
Voor eene eenvoudige huismoeder heeft de Lucerner markt weinig aantrekkelijks. In de tamelijk beperkte ruimte vindt men alles dooreen opgestapeld: groenten, vleesch, visch en kaas, oude kleêren, schoenen en glaswerk en - ofschoon het water dicht bij de hand is, de frischheid liet op dien warmen zomerdag veel te wenschen over.
‘Wie thür sind die ehriesi?’ De kersenkoopvrouw antwoordde telkens met onverstoorbare kalmte ‘driessig centimes;’ voor ons is het naïeve dialect meestal deels onverstaanbaar.
Eenige trappen voeren van de marktgewelven naar het plein voor het Rathhaus. De vierkante toren, die aan het gebouw grenst, is van boven tot beneden met antieke fresco-schilderingen bedekt, die den slag bij Sempach in herinnering houden tot weêr en wind, die ze reeds beschadigden, ze geheel zullen hebben uitgewischt.
De straten, die we verder doorkruisten, zijn smal en bochtig, een treffende tegenstelling met de nieuw gebouwde wijken aan het meer, waar zooveel weelde en pracht heerscht. 't Is of Lucern uit twee, scherp afgebakende gedeelten bestaat, de stad der toeristen en de oude middeleeuwsche, waarvan het, bij de afbeelding uit dien tijd, op eene der twee overdekte bruggen, heet:
‘Durch die Zeit wird viel verzehrt,
Vieles aber auch vermehrt;
Also ward Luzern zur Zeit
Ausgebreiter in so weit.’
Die beide bruggen over de Reuss zijn een bezoek overwaard. De eerste ligt in schuine richting over de rivier en heeft eene lengte van vijfhonderd voet, de tweede verbindt de oevers op de kortste manier. Beide rusten op palen en zijn beschut door een houten dak, dat door zware balken wordt gesteund. Aan de binnenzijde van dit dak zijn meer dan honderd driehoekige schilderingen aangebracht, alle voorstellingen aan de geschiedenis der stad en hare beschermheiligen ontleend, met toepasselijke bijschriften in versmaat; ook de doodendans speelt hier eene groote rol. In 1300 werd de eerste dier bruggen gebouwd, schilderingen en dichtregelen, in den naïeven stijl der middeleeuwen, zijn uitmuntend bewaard gebleven. De eigenaardige bouw nochtans doet wel wat aan een droogzolder denken. Over de balustrade leunen Engelschen, die den tijd met visschen doorbrengen, ook menig voorbijganger houdt een oogenblik stil bij de vrij rondzwemmende zwanen en watervogels. Deze vergasten zich niet zelden aan een boterham, die door eene zorgzame moeder tot een geheel ander doel is medegegeven en zeker dikwijls zal worden teruggewenscht vóór het schooluur verstreken is.
Daar het arsenaal op onzen weg lag en Bädeker eene lange opsomming geeft van de verzameling wapens uit vroegere eeuwen, daar bewaard, belden we aan den hoofdingang er van. Een oud veteraan ontving ons vriendelijk en geleidde ons door alle zalen, of liever bergplaatsen van het gebouw. Kanonnen, wapens, patroontasschen en amunitie in overvloed, maar alles splinternieuw en ongebruikt. Toen we zoo op de hoogste zolders waren geklommen zonder de bedoelde merkwaardigheden te ontdekken vroegen we ten laatste waar de trofeeën uit de zwabische en bourgondische oorlogen bewaard werden en waar we de wapenrusting vinden zouden van Leopold, hertog van Oostenrijk, die bij Sempach sneuvelde. O, waren we daarvoor gekomen, gaf de oude man ten antwoord, die had men naar het Rathhaus overgebracht en we hadden nu alles bezichtigd, wat hij ons kon laten zien. En, alsof we inspectie hadden gehouden over de verdedigingsmiddelen der kantonale troepen, ontsloot hij ons met eene diepe bu[i]ging, die zeker 't meest de fooi gold, de breede poort. Nu was ons evenwel de lust vergaan om die zorgvuldig bewaarde schatten verder na te sporen en de schoone omgeving der stad trok ons dubbel aan, toen we het kille arsenaal achter ons hadden.
Liefelijker plekje dan ‘die drei Linden’ kan men zich niet denken. Langs het monument van Thorwaldsen voert de weg vrij steil naar boven; de brandende julizon maakte het ons niet gemakkelijker en schaduw vonden we nergens langs het pad, dat zich door onvruchtbaar weiland slingert. Halfweg ligt het oude Capucinerklooster met de kleine kapel en van daar tot den top hadden we nog een vermoeienden tocht. Toen we eindelijk in de schaduw der linden zaten, aan den rand der steile rots, die bijna loodrecht in het meer daalt, werden we echter door 't onbeschrijfelijk schoone uitzicht heerlijk beloond voor onze moeite.
Diep beneden ons, op net smaragdgroene water dreven booten en scheepjes niet grooter dan kinderspeelgoed, we overzagen Lucern en boven de toppen der omliggende bergen uit schitterde de eeuwige sneeuw der Berner Alpen. Op den achtergrond de beide Schreckhörner en de scherp geteekende spits van den Finsteraarhorn, meer nabij de breede, verblindend witte bergrug van den Titlis. Opgetogen van bewondering trachtten we het grootsche en toch zoo kalme natuurtafereel diep in het geheugen te prenten: de majestueuze Alpen, de naakte granietmassa van den Pilatus, de liefelijk groene weiden tegen de berghellingen, het blauw groene meer en vooral de onbeschrijfelijk schoone kleurschakeeringen, waarin reeds de warme tinten van het zuiden spelen. - Nadat we eenigen tijd gedweept en gedroomd hadden, deed de hevige dorst ons rondzien naar eene herberg, maar, zonderling genoeg, niemand schijnt het de moeite waard te denken hier boven de reizigers te exploiteeren. Een feit, wel eenig in zijne soort in een land, waar tot dat einde alle bezochte plekjes worden misbruikt. Na eenig zoeken kregen we in eene boerenwoning een paar glazen frissche melk, zoo heerlijk en zuiver, als men ze slechts op de Alpen vindt.
We daalden af langs een gemakkelijk en schilderachtig voetpad, door schoon houtgewas, ter zijde van het meer, en al verdwenen de hooge sneeuwtoppen te spoedig uit het gezicht, er bleven nog genoeg liefelijke gezichtspunten over om de wandeling onvergetelijk te maken.
Minder grootsch, doch zeer belangwekkend is het vergezicht, dat men heeft van den Gutsch, een bergtop aan de andere zijde der stad. Hier is Lucern zelve meer het middelpunt. In een halven cirkel aan het meer gebouwd, tusschen den Rigi en den Pilatus, mag zij met recht trotsch zijn op hare bevoorrechte ligging. Dat de vreemdeling er gaarne vertoeft, bewijzen de lange rijen prachtige hotels en de buitenverblijven, langs het Vierwaldstättermeer en tegen de berghellingen verspreid. De grootste aantrekkingskracht echter ligt in de onmiddellijke nabijheid van den Rigi en in het meer zelve, dat zich van Lucern tot Fluelen uitstrekt, in vier armen of baaien gesplitst, en zijn naam ontleent aan de kantons, die het bespoelt: Lucern, Unterwalden, Schwyz en Uri.
Een half uur van de stad, daar waar links de baai van Küssnacht, rechts die van Alp-