Iets over geheimschrift.
De spraak is ons gegeven om onze gedachten aan anderen mede te deelen, maar zij kan ook zeer goed gebruikt worden om die gedachten te verbergen. Evenzoo kan men het letterschrift, dat ten doel heeft met een afwezige van gedachten te wisselen, zoodanig inrichten, dat onze korrespondentie voor derden een ondoorgrondelijk geheim blijft, en sedert de oudste tijden is men reeds op middelen bedacht geweest om schriftelijke mededeelingen voor de nieuwsgierigheid van onderscheppers te beveiligen.
Zoo verhaalt Plutarchus in het Leven van Lysander het volgende:
‘Wanneer een grieksche staat een veldheer uitzond, liet hij twee cilindrische houten staven met zulk eene nauwkeurigheid vervaardigen, dat zij in lengte en dikte volkomen gelijk waren; een daarvan behield men zelf, den ander gaf men aan den veldheer. Had men nu dezen het een of ander geheim mede te deelen, dan nam men eene lange smalle strook perkament, rolde die spiraalvormig zoodanig om den staf, dat de randen der strook juist tegen elkander sloten, en schreef de geheime mededeeling dan dwars daarover. Vervolgens werd de strook er afgenomen, opgerold en den veldheer toegezonden. Daar nu hij alleen den passenden staf bezat, zoo waren de letterteekens voor ieder ander onverstaanbaar.’
Deze soort van geheimschrift noemden de Grieken scytale. Maar nog een ander geheimschrift was toenmaals in gebruik; Aneas Tacticus, die ten tijde van Aristoteles leefde, deelt het in een zijner commentaren mede, en zegt dat bij dit schrift de klinkers door punten aangeduid werden. Het woord Dionysios bijvoorbeeld zou daarin aldus geschreven worden:
D:. :: n ::: s :. :: s.
Zoo als men ziet is het aantal puntjes in overeenstemming met de volgorde der vokalen, zoodat a door één, e door twee, i door drie, o door vier, u door vijf en y door zes puntjes wordt aangeduid. Dit geheimschrift is echter al te eenvoudig, en de sleutel daarvan zal voor oningewijden al gemakkelijk te vinden zijn geweest, vooral in een tijd toen bij verscheidene volken het gebruik bestond om in het schrijven steeds de klinkletters achterwege te laten. De Hebreërs bij voorbeeld schreven nooit anders dan de medeklinkers op en lieten het aan den oplettenden lezer over, uit den zin der woorden de ontbrekende klinkletters op te maken. Menigeen zal het wellicht opgevallen zijn dat Hebreeuwsche opschriften op gebouwen enz. steeds uit zoo weinig letters bestaan, zoo dat een paar streepjes dikwijls een geheelen volzin moeten beteekenen; dit is eenvoudig het gevolg van het Hebreeuwsch gebruik om alleen de medeklinkers door letterteekens weêr te geven.
De geschiedenis verhaalt verder dat aan het hof van Karel den Groote en aan dat van koning Alfred van Engeland dikwijls van de zoogenaamde cryptographie of het geheimschrift gebruik gemaakt werd, en in de vijftiende en zestiende eeuw waren er vele geleerden, die zich ernstig op deze kunst toelegden. Met onvermoeide scherpzinnigheid werden reeds in dien tijd telkens nieuwe methoden van geheimschrift uitgedacht, en niet zelden wist men onderschepte diplomatische stukken met veel takt te ontcijferen.
Tot in den laatsten tijd werd de kunst van het geheimschrift bijna uitsluitend door diplomaten, legerhoofden, alsmede door revolutionnaire samenzweerders en zelfs gemeene misdadigers beoefend. Daar het echter tegenwoordig, bij het gebruik der open briefkaarten en telegrammen, meer en meer gebruikelijk wordt zijne mededeelingen in geheim letterschrift uit te drukken en vooral bankiers, groothandelaars enz. veelal van het geheimschrift gebruik beginnen te maken, kan het zijn nut hebben, hier het een en ander over de verschillende gebruikelijke methoden van geheimschrift mede te deelen.
Voor het telegraphisch verkeer zijn alleen die geheimschriften geschikt, welke uit letters en cijfers bestaan, en daarom willen wij deze het eerst behandelen.
Het eenvoudigste lettergeheimschrift bestaat hierin dat men aan de letterteekens eene andere beteekenis geeft, dan zij gewoonlijk hebben; het is dan ook reeds van de vroegste tijden bekend, werd in de middeleeuwen veelvuldig aangewend en is nog tegenwoordig in gebruik; zonder de minste kennis der cryptographie kan ieder daarmede geheime korrespondentie voeren.
Men verhaalt dat sommige joodsche geleerden, om te beletten dat anderen hunne briefwisseling onderschepten, den kunstgreep gebruikten, de afzonderlijke letters te verplaatsen. Ook Caesar en keizer Augustus bedienden zich van dat eenvoudige middel; volgens Suetonius zette namelijk de eerste in plaats van de a eene d, in plaats van de b eene e, in plaats van de c eene f, enz., terwijl Augustus voor de a een b, voor de b eene c, voor de c eene d, enz. schreef. Het is echter de vraag of zulk eene eenvoudige letterverplaatsing tegenwoordig nog het geheim der korrespondentie behoorlijk zou bewaren, en daarom is het aan te raden de letterverplaatsing op eene meer willekeurige wijze toe te passen, dan de beide Romeinen.
Wanneer men bij voorbeeld de zes en twintig letters van het alphabet zoodanig verplaatst, dat men in plaats van
abcdefghijklmnopqrstuvwxyz
de letters in deze volgorde bekomt:
nhjermbykvqasixzftocwlgupd
zal men zeker veel meer beter waarborg hebben, dat de correspondentie alleen door den geadresseerde verstaan wordt. Volgens deze methode zou b.v. de geheime depêche: ‘Het leger zal morgen van front veranderen,’ als volgt luiden:
Yrc arbrt dna sxtbri lni mtxic lrnietri.
Bekwame cryptografen zouden dit geheimschrift echter spoedig ontcijferd hebben, daar de ordelijke samenvoeging der teekens tot woorden hen allicht op het spoor van den sleutel zoude [b]rengen. Daarom is het beter al de letters tot één woord te verbinden of beter nog de letters bij groepjes van vijven aaneen te schrijven; en daar het gebruik van hoofdletters allicht aan eigennamen zou doen denken is het raadzaam zich alleen van kleine letters te bedienen; de depêche zou dan dit voorkomen krijgen:
yrcar brtdn asxtb rilni mtxic lrnie tri.
Het spreekt van zelf, dat degene, wien men eene korrespondentie in dergelijk geheimschrift toezendt in het bezit van den sleutel dient te zijn, en in dat geval is de oplossing voor hem zeer gemakkelijk; hij behoeft slechts het alphabet met de daaronder geplaatste omgezette letters voor zich te nemen, en letter voor letter de geheime teekens door gewone letters te vervangen.
Een geheimschrift, dat in de elfde eeuw veel in zwang was en waarvan zich ook de klerk Reginpold bediende, bestond hierin dat men in plaats van een klinker steeds de letter schreef, die in het alphabet daarop volgt, b.v. b voor a, f voor e, enz. Reginpold zou bijvoorbeeld in plaats van Illustratie geschreven hebben: Kllvstrbtkf.
Tot de eenvoudige lettergeheimschriften behoort ook het geheime vokaalschrift. Men deelt een groot vierkant door vijf opstaande en vijf horizontale lijnen in zes en dertig kleine vierkantjes, en plaatse, op de wijze als hieronder opgegeven is, in de bovenste rij vierkantjes alsmede in de rij links de vijf klinkletters a, e, i, o en u, terwijl men de vijf en twintig overgebleven ledige vierkantjes met de vijf en twintig meest voorkomende letters van ons alphabet invult. De q en y bij voorbeeld kan men gevoeglijk overslaan.
Wil men in dit geheimschrift bij voorbeeld schrijven: ‘Ik kom morgen bij u,’ dan zoekt men de eerste letter (hier dus de i) onder de vijf en twintig in bovenstaande tabel verspreide letters op (men vindt de i in onze tabel in het vierde vierkantje van de derde rij) en zet nu in plaats van deze letter de twee vokalen, welke in dezelfde vertikale en horizontale rij aan het einde staan, hier derhalve de letters oi. De tweede letter wordt op dezelfde wijze door vokalen vervangen en in de plaats der k krijgt men dus ea. Zoo gaat men voort, telkens de tabel als eene Pythagorische tafel raadplegende, waarna men voor den geheelen oorspronkelijken tekst zal bekomen:
oieaeauuiiiiuuouiuaaeeuoaiui.
Om nu het bepaalde karakter van dit geheimschrift niet te verraden, hetgeen door het uitsluitend gebruik van vocalen allicht kon gebeuren, plaatst men tusschen de klinkletters naar willekeur verschillende medeklinkers, of vormt er met behulp van medeklinkers woorden van, die meer of minder met elkander in samenhang staan. In de plaats van bovenstaande rij vokalen kan men bij voorbeeld schrijven: ‘Oliekan en saus ui in iris buurvrouw kind mug maakt een hutspot rail tuin.’
De ontvanger van zulk een bericht, die natuurlijk in het bezit van den sleutel moet zijn, behoeft slechts de medeklinkers door te schrappen en de overblijvende klinkers twee aan twee in de vokaalrijen van de tabel op te zoeken, om voor elk paar een letter te vinden. Voegt hij de aldus gevonden letters bij elkaar, dan bekomt hij de oorspronkelijke depêche.
Een geheimschrift, dat zeer moeilijk is te ontcijferen, is het zoogenaamde kaartenschrift. Om zich daarvan te bedienen neemt men een nieuw spel kaarten, die op de sneê wit zijn, legt die volgens eene afgesproken volgorde op elkander, perst ze vervolgens opeen en schrijft nu de korrespondentie, die men geheim wil houden, op de sneê der kaarten. Worden nu de kaarten behoorlijk geschud, dan kan de ontvanger eerst dan de depêche lezen, wanneer hij al de kaarten weêr in de volgorde gelegd heeft, welke hij met den afzender heeft bepaald. Wil men dit geheimschrift nog heimelijker maken, dan bedient men zich tot het schrijven zijner depêche van zoogenaamden sympathetischen inkt. Dit is eene vloeistof, waarmede men schrijven kan,