Electrische verlichting van stoombooten en spoortreinen.
Bijna iederen dag verneemt men van nieuwe vorderingen op het gebied der electrische verlichting. Overal worden proeven genomen om straten, pleinen, zalen, schouwburgen, tentoonstellingen enz. electrisch te verlichten en bijna overal met gunstig gevolg. Te Berlijn worden reeds sedert maanden de meeste spoorwegstations op die manier verlicht, en wel, zoo als gebleken is, ondanks de veel prachtiger resultaten, toch met geringer kosten, dan bij de vroegere gasverlichting.
Schijnt hiermeê de kwestie der verlichting van groote ruimten opgelost, thans komt het vraagstuk aan de beurt, op welke manier men ook kleinere vertrekken, als kamers, gangen, spóorwegcoupé's enz. op de doelmatigste manier verlichten kan, en hier schijnt de gloeilamp van Edison als het licht der toekomst te mogen beschouwd worden. Vooral voor onze door stoom bewogen middelen van vervoer te water en te land zou echter de lamp van Edison een gewichtig middel kunnen worden, niet alleen om licht, maar ook om grootere veiligheid te verschaffen.
De oude Grieken, zoowel als de Noormannen en andere zeevarende volken der oudheid beschouwden hunne schepen als levende wezens, wien men overleg en kennis van den weg toeschreef, en die men dan ook aan den voorsteven van een menschelijk gelaat of minstens van een paar groote geschilderde oogen voorzag, opdat zij konden zien waar zij heengingen. In het museum van oudheden te Berlijn kan men een marmeren oog zien, dat kort geleden in den Pireus bij Athene gevonden is; aan beide zijden van den voorsteven der schepen werd zulk een oog ingezet.
In de plaats van die zinnebeeldige oogen hebben wij aan onze veel sneller varende stoomschepen en nog sneller rijdende spoortreinen wezenlijk vurige oogen noodig, die zoover mogelijk in de duisternis kunnen blikken. Niet alleen bij dikken nevel of in oorlogstijd, maar voor alle nachten ware het wenschelijk zulke doordringende oogen aan onze spoortreinen en stoomvaartuigen te hebben.
De eerste proeven daartoe zijn sedert eene reeks van jaren reeds op oorlogsschepen genomen, en het zal waarschijnlijk niet lang duren of alle groote schepen en in het bijzonder ook de locomotieven zullen van electrische lichten voorzien worden om het vaarwater of de spoorbaan een geheel eind vooruit zoo helder als de dag te verlichten, en zoodoende botsingen, ontsporingen, aanvaringen en dergelijke rampen zooveel mogelijk te voorkomen.
Op de spoorbaan tusschen Londen en Brighton en op de fransche noorderlijn tusschen Creil en Dammartin loopen reeds sedert eenigen tijd dergelijke electrisch verlichte treinen, en nog onlangs heeft men daarmeê ook een proef genomen op de spoorweglijn tusschen Hanau en Frankfort. Zoo als wij reeds vroeger onder de rubriek ‘Alles voor allen’ meêgedeeld hebben, zijn door de ingenieurs Sedlacek te Leoben en Schuckert te Neurenberg electrische lantarens vervaardigd, welke niet alleen de schokken der locomotief gemakkelijk verdragen kunnen, maar ook de spoorbaan over eene lengte van duizend meter zoo helder verlichten, dat men zelfs het kleinste voorwerp, dat zich op de baan mocht bevinden, onderscheiden kan.
De bezwaren, aan eene dergelijke verlichting verbonden, zouden overigens door de uitvindingen der laatste jaren gemakkelijk te overwinnen zijn, en in het bijzonder kan de zoogenaamde accumulator van Faure hier gewichtige diensten bewijzen. Vroeger meende men eene bijzondere machine op de locomotief noodig te hebben, om de electrische toestellen, die den stroom voor de lampen moeten leveren, ook op de halten voortdurend in beweging te houden; de accumulator maakt het echter mogelijk de mechanische kracht, voor de electrische toestellen benoodigd, eenvoudig van de beweegkracht der locomotief af te zonderen en op te hoopen, zoo dat de electrische stroom kan blijven voortloopen, terwijl de trein stilstaat. Bij de drieof vierhonderd paardenkrachten onzer locomotieven is natuurlijk de afzondering van ongeveer tien paardenkrachten van geen noemenswaardigen invloed op de snelheid.
De toestellen, welke op de bovengenoemde duitsche spoorbaan zijn aangewend, dragen de kracht eenvoudig door riemschijven van de wagenas van een goederenwaggon op de daarin geplaatste electrische machines over, zoo dat deze bij eene vaart van vijftig kilometers per uur negenhonderd omwentelingen in de minuut maken. Door die beweging ontstaat een stroom, die niet alleen in staat is zestien electrische lampen te voeden, maar ook om voor de halten voldoende electriciteit in den accumulator op te hoopen. De lampen zijn gloeilampen volgens het systeem van Edison en verlichten de coupé's zoo helder, dat men ook in het afgelegenste hoekske het fijnste potloodschrift lezen kan.