Onze gravures.
Mgr. Daniele Comboni.
Getrouw aan het woord des Verlossers, die zijne Kerk de zending opdroeg aan alle volken het Evangelie te verkondigen, heeft die Kerk er in alle tijden naar gestreefd, het rijk Gods op aarde uit te breiden. Door hare moedige apostelen, hare heldhaftige geloofspredikers bracht zij in alle oorden der bekende wereld achtereenvolgens het licht des geloofs, den schat der ware, kristelijke beschaving. Na Europa op de barbaarschheid en het heidendom veroverd te hebben, zond zij hare missionarissen naar de meest afgelegen streken der aarde, naar China en Japan, en nauwelijks had Columbus eene nieuwe wereld ontdekt, of onmiddellijk togen er Evangelieverkondigers heen om ook daar den fakkel der waarheid te ontsteken.
In de laatste jaren heeft de Kerk in het bijzonder hare aandacht gevestigd op de gevloekte aarde van Cham, op het uitgestrekte en onbekende Afrika, waar de kristelijke beschaving zich zulk een ruim veld ter ontginning ziet geopend. Dat werelddeel, waar in de vroegste eeuwen het kristendom reeds wortel geschoten en de rijkste vruchten gedragen had, maar dat sedert door den Islam aan de Kerk was ontrukt, dat werelddeel voor het kristendom te herwinnen, ziedaar de grootsche taak, welke de Kerk in de laatste jaren heeft ondernomen.
Maar tot het verwezenlijken van dat stoute denkbeeld hoeft zij mannen van machtige energie, van onverzettelijke wilskracht, van ondernemenden moed, en bovenal met een echt apostolischen geest bezield. Meer dan ooit is zij echter in onze dagen vruchtbaar in dergelijke apostolische mannen, en hare missionarissen doen meer voor de beschaving en het waarachtig heil der menschheid, dan alle snoevende vooruitgangsmannen te samen.
Een der uitstekendste missionarissen, waarop de Kerk in den laatsten tijd heeft kunnen bogen, is ontegenzeglijk de verdienstelijke missiebisschop, wiens portret dit nummer siert. Het zou ondoenlijk zijn hier in het breede op te sommen wat die zelfopofferende priester tot heil van de arme negers in Middel-Afrika tot stand gebracht heeft; voor de bijzonderheden van zijn leven en werken, zijn lijden en strijden in die onherbergzame gewesten verwijzen wij onze lezers naar het belangrijke tijdschrift de Katholieke Missiën, in welks vorigen jaargang van de hand van Mgr. Comboni nog eene hartroerende schildering van den hongersnood en de pest in Middel-Afrika werd opgenomen. Wij zullen ons hier tot het meêdeelen van de voornaamste feiten uit zijn veelbewogen apostolisch leven bepalen.
Daniele Comboni werd in het jaar 1832 te Lemone, een klein dorp in de italiaansche provincie Brescia, uit onbemiddelde, maar deugdzame ouders geboren. Reeds als knaap trok hij door de helderheid van zijn geest, zijne offervaardigheid en vroomheid de aandacht zijner leermeesters, en na behoorlijk lager onderwijs te hebben ontvangen, voltooide hij zijne geestelijke vorming in het collegie te Verona, waar hij in 1855 tot priester gewijd werd.
Een jaar daarna openbaarde zich bij hem de roeping tot het apostolaat. Het was bij gelegenheid dat de missionaris Angelo Vinco, een leerling van dezelfde inrichting, met een aantal negerkinderen, die hij van Arabieren en Turken vrijgekocht had, te Verona terug keerde. Dit wekte in den jongen, vurigen geestelijke zulk een verlangen op, om zich aan de missiën te wijden, dat hij zich onmiddellijk met den grootsten iever op de studie der vreemde talen en der geneeskunde ging toeleggen, en reeds in 1857 als Evangelieprediker naar het verre Afrika kon vertrekken. Nog in hetzelfde jaar drong hij tot de uiterste statiën van Heilig Kruis en Gondokoro door, waar hij zich aanvankelijk met het aanleeren van de taal der Denka- en Bari-negers moest bezig houden.
Tot zijn bitter leedwezen moest hij echter die taak opgeven, daar zijne gezondheid, die tegen het doodende klimaat niet bestand was, hem noodzaakte naar Europa terug te keeren. De krachtige man was daar echter spoedig hersteld, reisde thans naar Indië en de Somalinegers en bezocht vervolgens verscheidene steden van Europa, ten einde daar bij weldadige vereenigingen of milde particulieren de noodige geldmiddelen in te zamelen, om zijn zegenrijken arbeid te hervatten.
In Afrika terug gekomen, stichtte hij in 1867 te Cairo twee inrichtingen voor opvoeding en onderwijs, waar knapen en meisjes onder de leiding van priesters of kloosterzusters opgeleid werden voor de schoone taak, Afrika als kristenen te evangeliseeren en te beschaven. Tevens dienden deze huizen om diegenen, welke zich aan de geloofsprediking in de binnenlanden van Afrika wenschten te wijden, allengs aan het klimaat te gewennen.
Zijne apostolische werkzaamheid strekte zich het eerst uit over Kordofan, een uitgestrekt land vol bergen, rivieren, meeren en wouden, dat hem een geschikt middelpunt voorkwam om van daaruit het Evangelie onder de negerstammen van den evenaar te verkondigen. Zijn arbeid werd met zulk een gunstigen uitslag bekroond, en de missiën maakten onder zijne leiding zulke verblijdende vorderingen, dat de Propaganda te Rome het in 1872 raadzaam achtte een apostolisch-vicariaat van Middel-Afrika op te richten, aan het hoofd waarvan Mgr. Comboni geplaatst werd.
De nieuwe apostolisch-vicaris bleek volkomen berekend voor de hem toevertrouwde taak; hij ontwikkelde ook in dezen werkkring zijn bekenden iever en beleid, en vond daarbij een aanzienlijken steun in eene inrichting, die middelerwijl te Verona onder de leiding van den bisschop was tot stand gekomen, en die zich uitsluitend ten doel stelde, priesters voor de afrikaansche missie te vormen. Uit dit instituut ontbood hij met goedvinden der kerkelijke overheid de missionarissen, geestelijken en leeken, die hij noodig had, en voerde ze, nadat ze te Caïro aan het klimaat gewoon waren geworden, in de verder gelegen streken. Bij hen sloten zich de zusters van den H. Jozef aan, en zoo stichtte hij in de hoofdstad van Kordofan weêr twee huizen, één voor de priesters en één voor de nonnen.
Nadat hij vervolgens ook het uitgestrekte Djebel Nuba binnen den kring zijner werkzaamheid had getrokken, keerde hij in 1876 naar Europa terug, eensdeels om aan den kardinaal-prefect der Propaganda verslag over den toestand van zijn vicariaat uit te brengen, anderdeels om nieuwe werkkrachten en geldmiddelen te halen. Zijne buitengewone verdiensten en zijn gloeiende iever voor de bekeering en beschaving der negers hadden inmiddels de congregatie der Progaganda bewogen zijn arbeid door eene hooge onderscheiding te beloonen, en den 12en augustus 1877 werd de apostolisch-vicaris tot eersten bisschop van Middel-Afrika gewijd. Z.H. Pius IX ontving hem met bijzondere welwillendheid en schonk hem den pauselijken zegen op zijn apostolischen arbeid.
Bij gelegenheid van zijn verblijf in Europa bezocht Mgr. Comboni ook ons vaderland, namelijk het Missiehuis te Steyl, waar hij de aangenaamste indrukken achterliet. Met zes priesters, vijf leeken en vijf zusters vertrok hij vervolgens weêr naar het verre Afrika, na eerst den laatsten zegen zijns vaders ontvangen te hebben. De eenvoudige landman vergezelde zijn zoon namelijk tot het laatste station, en op het oogenblik van scheiden strekte hij, op verlangen zijns zoons, zijne vaderlijke handen zegenend uit over het hoofd van den bisschop, die voor zijne voeten geknield lag.
‘Mijn God!’ riep de brave man tot tranen toe geroerd uit, ‘ik heb maar één zoon, en dien geef ik U van harte; maar als ik er meer had, ik zou ze U allen toewijden, tot Uwe eer en tot heil der door U verloste zielen!’
En de bisschop van Claudiopolis riep uit:
‘Mijn God! ik verlaat mijn vader, wellicht om hem niet meer weder te zien.... maar ik zou honderd vaders verlaten, als ik er zooveel hebben kon, om U, mijn hemelschen Vader, te dienen en Uwen wil te doen!’
Met deze woorden kuste hij den ouden man, stapte in den waggon, en ondernam moedig de reis naar zijn geliefd Afrika, waar hem, helaas! de vreeselijkste rampen wachtten. Hongersnood en pest verwoestten zijn geheele vicariaat, zijne missiehuizen werden in hospitalen veranderd, zijne priesters en kloosterzusters werden door de doodelijke koortsen, aan het verzengd klimaat eigen, weggemaaid; duizenden menschen, die hem om hulp kwamen smeeken, moest hij voor zijne oogen zien verhongeren of als slachtoffers der besmetting zien bezwijken, en - zoo als hij in het bovengenoemd schrijven verhaalt - was hij geruimen tijd priester, geneesheer, ziekenoppasser, alles te gelijk! Als door een wonder der Voorzienigheid bleef hij te midden der algemeene verwoesting gespaard en kon nog eenmaal de reis naar Europa aanvaarden, om daar offers in te zamelen, die hem in staat zouden stellen eenigermate te herstellen wat de dubbele geesel vernield had.
Van nieuwe hulpmiddelen voorzien en met den zegen van Z.H. Leo XIII toegerust, keerde hij op het einde van 1880 naar Afrika terug, doch om er te sterven. Wel wijdde hij zich bij zijne aankomst met vernieuwden moed aan zijne apostolische taak, wel reisde en trok hij nog door de brandende woestenijen om zijne geteisterde stichtingen te gaan bezoeken, wel mocht hij nog veel tot opbeuring der fel geschokte missie verrichten; maar zijne kracht was gebroken. Ook hij werd door de vreeselijke koorts aangetast, die zoovelen zijner medehelpers ten grave gesleept had, en den 10en october 1881 riep hem de Heer voor wien hij zoo veel en zoo onvermoeid had gearbeid, om hem te vergelden volgens het woord der H. Schrift: ‘Zij, die anderen onderwezen zullen hebben, zullen blinken als sterren!’
Een standbeeld, dat te Verona ter eere van den grooten Evangelieprediker zal verrijzen, zal de gedachtenis levendig houden aan den verdienstelijken apostel, die zich in zijn arbeid, zijn opoffering en zijn onvermoeiden strijd voor de kristelijke beschaving eene eeuwige eerzuil gesticht heeft.