De Belgische Illustratie. Jaargang 14(1881-1882)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Ridder Huniade. (Naar Vogl.) De vlakte van Kossowa Dreunt onder 't hoefgestamp, Daar strijdt Hongaar en Moslem Een heeten worstelkamp. Daar kletteren de waapnen Van menig koenen held, Daar wordt de bloem der krijgers Door 't moordend staal geveld. Wie is 't, die als een stormwind Daar over 't slagveld bruist? 't Is ridder Huniade, Het zwaard blinkt in zijn vuist. Het is of helle vonken Hem spatten om 't vizier, Als met des bliksems snelheid Hij zwaait het blank rapier. ‘Terug, gij dappre ridder! Betoom uw vurig ros! Uw moed drijft u te verre, De dood stormt op u los!’ Te laat: daar zijgt getroffen Het steigrend ros ter aard, En in dien val versplintert Des ridders vlammend zwaard. Een tweetal woeste Turken Bespringt den fieren held; Zij grijpen en zij sleuren Hem ver van 't oorlogsveld. Hen lokt het glinstrend kruisje, Dat hem zijn moeder gaf; Een rukt met dolle woede Het pand van 't harnas af. De woeste roover grimlacht; De ridder knarsetandt: Het kleinood van zijn moeder Omvat eens roovers hand. Doch zie, ook de andre woestaard Eischt van den buit zijn deel; De gramschap is ontstoken Om 't schitterend juweel. Bij beiden slaat het twistvuur In felle vlammen uit, En beiden slingervuisten, En ieder eischt den buit. Maar eensklaps rijst de ridder Met vlammenschietend oog; Ontrukt den een het kromzwaard; Het flonkert van omhoog. ‘Nu is de kans gewisseld: De vuist omklemt een zwaard!’ Twee barsche schedels ploffen Met fellen slag ter aard. De krijger rukt het kleinood Den roover uit de hand; Hij denkt aan zijne moeder, En kust het dierbaar pand. Dan stormt hij naar het strijdperk In 't dreigendste gevaar; Daar vliedt het Turksche leger Voor Huniade's schaar! H. Ermann. Vorige Volgende