aan te bevelen zich steeds zooveel mogelijk voor het kouvatten te behoeden. Moet men daarom angstvallig elke verwisseling van temperatuur, elk tochtje vermijden? In 't geheel niet; daardoor juist maakt men zich bijzonder vatbaar voor het opdoen eener verkoudheid, en men zal zich nooit zoo zorgvuldig in acht kunnen nemen of men wordt al eens een enkelen keer, zonder dat men er op verdacht is, aan een plotselinge verandering van temperatuur blootgesteld.
DE ZOON VAN DEN MARSKRAMER.
Met de linkerhand voor de oogen, waarlangs heete tranen rolden, snikte hij: ‘Ik vergeef u, vader. God moge u en mij genadig zijn!’
Het eenige afdoende middel tegen verkoudheid is het lichaam tegen de plotselinge wisselingen der temperatuur te harden, en daarmede kan niet te vroeg begonnen worden. Hoe angstvalliger men de kinderen, die veel meer dan volwassenen aan verkoudheid onderhevig zijn, voor afkoeling tracht te bewaren, hoe meer zij aan het gevaar van kouvatten zijn blootgesteld. Het is een opmerkelijk feit dat in het eerste levensjaar de meeste kinderen der gegoeden aan ziekten ten gevolge van gevatte kou, en die der armen daarentegen aan storingen in de spijsvertering sterven.
Tocht behoeft men in het geheel niet te vreezen; deze is in 't geheel niet nadeelig als men er maar aan gewoon is. Slechts plotselinge inwerkingen van den luchtstroom, die de gewone maat te boven gaan, veroorzaken verkoudheden. Koude wasschingen, vooral in den hals, zijn zeer nuttig; maar ook hierbij moet men te plotselinge overgangen vermijden. Verder moet de uitwaseming van het lichaam geregeld worden en wel door doelmatige keuze der kleederen. Wollen stoffen zijn veel beter dan linnen; dat heeft de ondervinding van ouds reeds geleerd, en zeelieden en jagers hebben zich dan ook te allen tijde in wol gekleed. Moge men door het in acht nemen dezer voorzorgen de verkoudheid al niet uit de wereld bannen, men zal daardoor toch veel kunnen doen om ze binnen de nauwst mogelijke grenzen te beperken.
Het vergif in het speeksel. - Wij hebben indertijd de verrassende ontdekking medegedeeld, dat het dierlijk speeksel, ook dat van den mensch, vooral des morgens een hevig vergif bevat. Dat vergif werd toen toegeschreven aan zeker insect of bacterie, dat gedood werd, zoodra de mensch spijs of drank gebruikte. De onderzoekingen, die men sedert heeft ingesteld, hebben echter aan het licht gebracht, dat geene georganiseerde stof, maar een alcaloïd de oorzaak is van de vergiftige werking. Deze openbaart zich aanstonds wanneer het alcaloïd, ook uit menschelijk speeksel getrokken, in het bloed van een dier gebracht wordt. Des morgens blijkt het alcaloïd in het speeksel het sterkst geconcentreerd, en de ondervinding leert, dat de invloed der zenuwen hierbij eene zeer gewichtige rol speelt.
Het bovenstaande kan tot waarschuwing strekken voor sommigen, die, in de meening dat ‘nuchter speeksel’ heelende eigenschappen bezit, des morgens daarmede kleine wondjes besmeren.
Vergiftige eieren. - Een dergelijk gif als in het speeksel is in den laatsten tijd ook in bedorven eieren aangetroffen. De scheikundige Selmi heeft namelijk in rottende eiwitstoffen nadeelige alcaloïden gevonden, zonder dat het hem mogelijk was te ontdekken in welk stadium van bederf de vorming der gifstof begint. Het is daarom van belang, dat men met het gebruik van eieren hoogst voorzichtig zij. Niemand zal natuurlijk bedorven eieren eten, maar bij het gebruik van een groot aantal eieren, zooals bijvoorbeeld bij het bereiden van gebak, kan er allicht een ei meê doorgaan, waar een luchtje aan is. En ook dit is gevaarlijk; want er zijn maar weinig alcaloïden noodig om op de gezondheid eene hoogst nadeelige uitwerking uit te oefenen.
Een kunstuurwerk. Tot de meest geliefde herinneringen onzer kindsheid behoort ook de staande friesche klok, die wij als kind zoo dikwijls in den gang van grootvaders huis bewonderd hebben, en die ons toenmaals als het grootste wonder der wereld voorkwam. Wie heeft niet als acht- of tienjarige knaap met verbazing den loop van zon en maan, de opeenvolging der maanden en jaargetijden en de bewegingen der zeilende scheepjes of defileerende soldaatjes op de antieke wijzerplaat gevolgd!
Thans zijn die aartsvaderlijke huisklokken uit de mode, en de nieuwere techniek levert kunstwerken, waarbij die eerbiedwaardige meubels maar kinderspeelgoed zijn. Zoo heeft zekere Felix Meiers te Detroit in de Vereenigde Staten openlijk een uurwerk ten toon gesteld, dat alles overtreft wat tot heden op dit gebied geleverd is. Zijn uurwerk is tien voet hoog, acht voet breed en diep, en weegt niet minder dan vier duizend pond. Behalve den tijd der plaats geeft het ook den tijd aan van dertien andere steden: Washington, San Francisco, Melbourne, Peking, Caïro, Constantinopel, Petersburg, Londen, Berlijn, Parijs, enz. Verder stelt het, voor een tijdverloop van 200 jaren, de bewegingen der planeten voor in de opeenvolgende jaargetijden en jaren (de schrikkeljaren niet uitgesloten).
Zoodra de klok slaat, doet zich binnen in den toestel een speelwerk hooren; het beeld van Washington, dat onder een baldakijn is aangebracht, staat met de onafhankelijkheidsverklaring in de hand van zijn zetel op; een bediende in livrei opent ter rechterzijde van den bevrijder van zijn vaderland eene deur, waaruit achtereenvolgens al de presidenten, die de Amerikaansche Unie tot heden gehad heeft, te voorschijn komen. Zij defileeren plechtstatig voorbij Washington, dien zij eerbiedig groeten, om vervolgens door eene tweede deur te verdwijnen, die eveneens door een bediende geopend en gesloten wordt, waarna de gevierde vrijheidsheld weêr bedaard gaat zitten. De gelijkenis dezer automaten met hun model moet sprekend zijn.
De electriciteit als lantaarnopsteker. - Dat de electriciteit tot straatverlichting dienstbaar gemaakt wordt, is niets nieuws meer; maar dat men ze ook tot lantaarnopsteker gebruikt zal zeker voor velen eene verrassende nieuwigheid zijn. De amerikaansche stad Salem in den staat Massachusetts is de eerste welke op dit denkbeeld gekomen is. Daar worden al de straatlantaarns op hetzelfde oogenblik door middel van een electrischen stroom aangestoken en weêr uitgedoofd, door welken maatregel heel veel arbeid en tijd wordt uitgewonnen. De lantaarnopstekers zullen intusschen met dien vooruitgang maar weinig ingenomen zijn, en zoo zij ginds evenals hier met Nieuwjaar gedrukte heilwenschen verspreiden, zullen zij op 1 Januari 1882 in die gelegenheidsgedichten stellig de electriciteit wel naar de maan gewenscht hebben.