Katrijn nog opgang maken, maar op de markten onzer groote steden ziet men ze zelden meer vertoonen. De traditioneele Jan heeft plaats moeten maken voor liedjeszangers met of zonder orgel. Het baat u niet of ge even als Beets in zijne waardeering van Moeder de Gans uitroept: ‘Jan Klaassen, heerlijke Jan Klaassen en gij, Katrijn, hoe verkwiktet gij mij in mijne jeugd!’ De liedjeszanger heeft post gevat en de treffende historie in zijn gedicht verhaald, wordt ditmaal voor de variatie door een groote schilderij in een twaalf- of zestiental tooneelen verdeeld, aanschouwelijk voorgesteld. De explicatie (een Nederlandsch woord is hier minder gebruikelijk) zal zoo dadelijk beginnen. Plassen bloed en rechters met witte beffen om een groene tafel gezeten, voorspellen reeds wat er komen zal.
DE POPPENKAST, NAAR C. CAP.
‘Hier ziet ge Leonora met haren minnaar, zij zweren elkander een eeuwigen trouw.’ Zoodra deze verklaring is gegeven, wordt zij nader in dichtmaat op zang herhaald, geaccompagneerd door een orgel, liefst op de wijze:
‘Colijn een braven boerezoon.’
Maar genoeg, of we nu al vertellen wat er in de plaats is gekomen - we krijgen er de poppenkast niet meê terug.
Alleen nog een vraag: ‘Hebben we er bij gewonnen?’