en waartoe zou men zaaien, als er geene hoop bestaat de vruchten te zien rijpen.
Mokkend steken de dorpsbewoners de hoofden bijeen en verwenschen den vreemdeling, zonder te bedenken dat hij alleen niet de schuld hunner ellende draagt, en zonder te beseffen dat de duitsche soldaat part noch deel heeft aan het leed, dat hij over Frankrijk komt brengen. Opgehitst door de algemeene verbittering, door liefde tot het vaderland verblind, grijpen de vurigsten, de voortvarendsten onder hen in stilte naar het geweer, niet om zich openlijk bij hunne strijdende broeders aan te sluiten, maar om zich in hinderlaag te leggen en als een sluipmoordenaar den niets vermoedenden soldaat, den voorbij rijdenden officier een kogel in het hart te jagen.
Op het oogenblik, waarin de schilderij van Lasch ons verplaatst, is zulk een misdrijf gepleegd. De landman, die hier gegrepen wordt, heeft eenige minuten te voren een eenzaam ruiter, die langs den verlaten weg reed, door een kogel, van uit het kreupelhout gelost, uit den zadel doen storten. Maar nauwelijks was het schot gevallen, of daar klonken kreten in de verte, er werden nieuwe schoten gelost, de patrouille naderde en in een oogwenk stond zij tegenover den sterk gebouwden landman, die met sidderende hand eene korte karabijn onder het vochtige loof trachtte te verbergen.
DE GEVANGENNEMING, NAAR C. LASCH.
Met de kracht der vertwijfeling had hij echter aan hunne handen weten te ontsnappen: hij was het bosch ingesneld, door de geheele patrouille in vliegenden ren gevolgd, en had ten laatste eene wijkplaats gezocht in zijn huis.
Toen de soldaten de boerenwoning binnen