De beurs van het oude Babylon.
Wie meenen mocht dat de geld- en handelsbeurs, zoo als wij die in onze dagen kennen, uitsluitend een verschijnsel is van den nieuweren tijd, zou zich deerlijk vergissen. Ook op dit gebiedt geldt de spreuk van Salomo, dat er niets nieuws onder de zon is; want - wie zou het gelooven? - zelfs het oude Babylon, dat vóór 2500 jaren eene wereldstad was als thans Londen of New-York, heeft zijne handelsbeurs en zijne Rothschild's gehad. De opgravingen, op de plaats gedaan, waar eenmaal de reusachtige metropool hare paleizen en tempels verhief, laten daaromtrent geen twijfel over.
Vooral in den laatsten tijd heeft men wederom gewichtige ontdekkingen gedaan; talrijke opschriften, die bij de laatste opgravingen te voorschijn gebracht werden, bevatten namen van steden, die in de geschiedenis van Babylonië eene gewichtige rol hebben gespeeld, en het is thans slechts de zaak, die steden te vinden, hare ruïnen te doorsnuffelen en uit die puinhoopen nieuwe inlichtingen voor de opbouwing der oude beschavingsgeschiedenis op te halen.
Het is bekend dat de zoogenaamde boeken der Assyriërs uit leemen tafeltjes bestonden, waarvan men er indertijd met duizenden in de verwoeste bibliotheken van Sanherib en Assurbanipal gevonden heeft. Na jarenlange nasporingen is men er ten slotte in gelukt het zoogenaamd spijkerschrift, waarmede die tegeltjes bedekt zijn, te ontcijferen, en uit den inhoud dier documenten is gebleken, dat de Assyriërs het in verscheidene kunsten en wetenschappen tot eene groote hoogte hadden gebracht, maar tevens dat zij in alles de leerlingen der oude Chaldeën zijn geweest. Deze laatste omstandigheid heeft vooral de aandacht der oudheidkundigen op Babylon gevestigd, en hunne onderzoekingen werden dan ook meer bijzonder op dat gedeelte van Azië gericht. Aanvankelijk vond men er echter niets dan duizenden tegeltjes met den naam van Nebukadnezar, alsmede cilinders, welke berichten betreffende den bouw van tempels en paleizen bevatten, maar geen gewichtige historische of wetenschappelijke documenten.
Omstreeks het jaar 1874 echter ging er een nieuw licht over de oude geschiedenis van Babylon op; men vond namelijk zulk een overvloed van berichten in cijferschrift, dat men sedert dat tijdstip nog nauwkeuriger ingelicht is betreffende het maatschappelijk leven der Babyloniërs dan over dat der Assyriërs.
Na den regentijd van 1874 ontdekten de arabische puindelvers te Hillah, dat eene menigte leemen tafeltjes en opschriften, in grootte afwisselend tusschen een vierkanten duim en een vierkanten voet, ten gevolge van de hevige regens bloot gelegd waren. Onmiddellijk werd deze kostbare vondst voor het British Museum aangekocht, waar thans meer dan 3000 van die tegeltjes te zien zijn; de geleerde oudheidkenner Rassam onderzocht ze met de grootste nauwkeurigheid, en kwam daardoor tot de verrassende ontdekking dat op de plaats van den puinhoop, waaruit zij te voorschijn waren gebracht, en die thans Dsjoemdsjoema (de Schedel) genoemd wordt, eenmaal de groote handelsbeurs van Babylon gestaan heeft.
Het blijkt dat dezelfde rol, die heden ten dage door de Rothschilds aan de beurs gespeeld wordt, voor ongeveer 2500 jaren te Babylon in handen was van zekere familie Beni Egibi, die misschien wel twee eeuwen lang de grootste handelsfirma van de reusachtige stad geweest is, en aan wie al de financiëele aangelegenheden van den staat waren toevertrouwd.
Het gebouw, welks ruïnen thans den Dsjoemdsjoema uitmaken, was het handelshuis en het kantoor der groote firma, en de leemen tafeltjes, die men uit deze puinhoopen heeft opgegraven, bevatten rekeningen, handelsoperatiën en financiëele bijzonderheden van allerlei aard, zoo als er ook heden op ieder handelskantoor worden aangetroffen. In die steenen handelsjournalen is zoo zorgvuldig boek gehouden, als men slechts van een uitstekend beheerd handelshuis verwachten kan; ja de verschillende documenten zijn zoo nauwkeurig gedateerd, dat zij zelfs voor de chronologie en de geschiedenis van Babylon onschatbare inlichtingen leveren.
Het blijkt, dat in dien goeden, ouden tijd menschen al even weinig van belastingen verschoond bleven als tegenwoordig. Integendeel, de firma Beni Egibi, die waarschijnlijk de inning der belastingen gepacht had, hield daaromtrent nauwkeurig hare boeken bij, en zoo zijn ons dan oud-Babylonische belastinglijsten bewaard gekleven, waaruit blijkt dat te Babylon niet alleen de grond, maar ook de graan- en dadeloogst, alsmede het vee zwaar belast waren.
Wie van de afwateringskanalen gebruik maakte, moest daarvoor belasting opbrengen, en die op openbaren weg reed, had de tollen te betalen. Die belastinglijsten geven ons een duidelijk beeld van het geheele maatschappelijk leven der Babyloniërs, zoowel van den koning en zijn hof als van de soldaten, priesters, boeren en slaven. Uit dat eeuwenoude spijkerschrift valt op te maken, dat dagelijks honderden menschen zoowel uit de groote steden als van platteland naar de kantoren stroomden van grooten babylonischen bankier, die geld schoot en in ontvangst nam, renten uitbetaalde en zelf ontving, en die de financiën van het geheele rijk in handen had.
Maar men heeft in die puinhoopen ook klachten en protesten gevonden, waaruit duidelijk viel te bespeuren, dat reeds toenmaals de belastinggaarder niet bijzonder gezien was. Men heeft verzoekschriften in spijkerschrift ontdekt, waarin bij voorbeeld een arme man smeekt, dat men hem niet zoo zwaar belasten zal, daar zijne middelen niet toereikend zijn om de be lastiting op te brengen. De staat had toen zoowel als thans, geld noodig; even als tegenwoordig drukten de belastingen zwaar op sommige burgers, en het leven en bedrijf der menschen was voor 2500 jaren aan de oevers van Eufraat en Tigris juist hetzelfde als thans aan de boorden van den Schelde, de Seine of de Spree. Overigens, dit zal ook in de volgende eeuwen wel hetzelfde blijven, ondanks de illusiën van utopisten, die de wereld meenen te kunnen verbeteren: de lessen der beschavingsgeschiedenis zijn in dit opzicht onverbiddelijk.
Uit de boeken van het babylonische handelshuis blijkt verder dat reeds toenmaals de goederen der tempels als heilig en onschendbaar beschouwd werden, zoo dat men ook destijds van goederen in de doode hand kon spreken.
Zoo ziet men dus dat reeds vijf en twintig eeuwen voor onze jaartelling de stad Babylon hetzelfde tooneel van handelsbedrijvigheid aanbood, als nog tegenwoordig Antwerpen, Londen, New-York en dergelijke handels-metropolen te aanschouwen geven, en de ligging der stad leende zich dan ook uitstekend daartoe. Daar zij het middelpunt was van het verkeer tusschen Voor- en Middel-Azië, is het licht te verklaren, dat hier de volken van alle stammen en talen bijeen kwamen, dat te Babylon groote markten werden gehouden en dat te midden van dat wereldverkeer zich een bank- en handelshuis kon ontwikkelen als dat van Beni-Egibi, hetwelk eeuwen achtereen bloeide en het monopolie had van het financie- en belastingwezen van het machtige babylonische rijk.