ten dat de vrome man, wiens naam over bijna geheel Bretagne op aller lippen zweefde, slechts weinige jaren ouder was dan hij. Het bleeke, kalme gelaat van den priester was zoo zachtmoedig, zoo vriendelijk, dat kleine kinderen, die nauwelijks konden loopen, naar hem toe waggelden en zich gemeenzaam aan zijn kleed vasthielden, zoodra hij zijne groote blauwe oogen op hen richtte. Niemand zou dan ook hebben kunnen gissen aan welke doodsgevaren pater Paulus had bloot gestaan, wanneer zijn voorhoofd niet het zware litteeken had gedragen van een nauwelijks genezen wond, door een sabelhouw toegebracht. Die sabelhouw had pater Paulus ontvangen, terwijl hij voor het altaar knielde in de laatste kerk van Bretagne, die nog voor heiligschennis en plundering was gespaard gebleven. Ongetwijfeld zou hij zoo knielende gestorven zijn, doch de boeren wierpen zich toen als tijgers op de republikeinsche soldaten, en redden hem met opoffering van hun eigen veiligheid en leven. Ook nu was er geen enkele visscher aan boord, die een oogenblik zou aarzelen het leven voor hem te wagen wanneer het bedreigd mocht worden.
Het bleek al spoedig dat vader Bonin geen vieemdeling was voor pater Paulus, want zoodra laatstgenoemde hem zag, ging hij hem te gemoet en riep hem met een warmen handdruk het welkom toe. De oude landbouwer stelde den priester zijne dochter en Gabriël voor en regelde met hem alles wat voor de voltrekking van het huwelijk noodig was.
Inmiddels waren toen allen aan boord gekomen. De maan stond reeds in volle glorie aan den wolkeloozen hemel en goot haar zilverachtig licht over het eenvoudig altaar, waarop na middernacht het H. Misoffer zou worden opgedragen. De geloovigen lagen in drie verschillende groepen geknield op het dek, ter plaatse waar de priesters waren gezeten om blecht te hooren. Pater Paulus scheen andere bezigheden te hebben, want herhaaldelijk kwam hij uit de kajuit op het dek, en dan zag men hoe hij dezen en genen visscher brieven ter hand stelde, waarschijnlijk voor ambtgenooten, die zich hier of daar verborgen hielden.
Het was treffend om te zien hoe vol godsvrucht die verlaten kudde daar neêrgeknield lag, onder den blooten hemel midden in zee. Slechts één was er, die den troost en de vreugde, welke allen bezielde, niet kon vinden, namelijk Gabriël, de zoon van den visscher Sarzeau. Toen hij zich des avonds met zijne geloofsgenooten aan het strand bevond, moest hij elk oogenblik van schaamte, vooral voor Perrine en haar vader, het hoofd afwenden; want hij werd gepijnigd door een angel in den boezem, welken hij niet kon verwijderen. Nadat zij op het dek van het schip gekomen waren, had hij ook te vergeefs alles ingespannen om pater Paulus even eerlijk en oprecht in het gelaat te zien als al de anderen; hij moest echter de oogen neêrslaan, wanneer die priester hem aanzag en gevoelde dat het bloed uit zijne wangen vlood. 't Was of hij in de tegenwoordigheid van dien man den last van zijn geheim onmogelijk kon dragen, en toch moest hij die marteling verduren. Nog ondraaglijker werd zijn toestand toen hij daar met de anderen neêrknielde; het was zoo stil, zoo plechtig rondom hem en de onrust kookte in zijn binnenste. Er kleefde een smet aan zijn naam, hij droeg een ontzettend geheim in zijn binnenste, hij meende het vertrouwen niet waardig te zijn van haar, die nog denzelfden nacht voor altijd aan hem verbonden zou worden; hij huiverde bij de gedachte aan het oogenblik, dat hij met haar voor het altaar zou neêrknielen. Onophoudelijk stroomden de tranen langs zijne wangen en het was hem niet mogelijk ze te stremmen. Hij begreep zeer goed dat aller oogen op hem gevestigd waren en toch kon hij de zuchten, die onderdrukte smartkreten niet weêrhouden, welke uit zijn boezem opstegen, en nu en dan huiverde hij als iemand die een zware koorts heeft.
Zoo zat Gabriël daar lang op dezelfde plaats, toen eensklaps zijn schouder door eene hand werd aangeraakt. Die aanraking, hoe zacht ook, deed hem ontstellen en drong door geheel zijn lichaam. Pater Paulus stond naast hem en verzocht door een wenk, dat hij hem zou volgen. De jongeling voldeed aan dat verlangen en volgde den priester, die eerst een oogenblik nadenkend stil stond en toen met hem naar de kajuit van het schip ging en de deur zorgvuldig achter zich sloot. Daar vatte hij Gabriël bij de hand en zegde op minzamen toon:
‘Vader Bonin verlangt dat gij nog dezen nacht met zijne dochter in het huwelijk verbonden zult worden; het schijnt echter dat gij dit oogenblik met angst te gemoet ziet. Zijn er ook redenen, die ik niet wil uitvorschen, maar waardoor gij u verplicht gevoelt aan zijn verlangen te voldoen, zonder de genegenheid voor het meisje te bezitten, welke bij een huwelijk zoo noodig is?’
Gabriël schudde het hoofd. ‘Dat huwelijk is altijd mijn vurigste wensch geweest, pater, maar.......’
‘Verlangt gij dat het zal worden uitgesteld?’
Gabriël schudde nogmaals het hoofd, doch gaf geen antwoord.
‘Gij hebt toch iets op het hart dat u vreeselijk kwelt, mijn zoon. Bestaan er ook bezwaren, die gij vroeger onderdrukt hebt en die nu eerst op den voorgrond treden? Hebt gij geheime zorgen, of kwellingen welke gij niet aan uwe bruid durft mededeelen en die voor haar in de toekomst toch nadeelige gevolgen kunnen hebben?’
De jongeling zuchtte, maar zweeg.
‘Kom, mijn zoon, wees openhartig en denk dat wellicht het geluk van twee menschen op het spel staat,’ hernam pater Paulus, en drukte andermaal Gabriël's hand; ‘ik ben misschien in staat u te helpen en zal daarvoor alles doen wat in mijn vermogen is.’
De handdruk van den priester, die hem zoo vertrouwelijk aanzag, de zachtmoedige woorden, welke hij vernam middelerwijl zijn oog op het crucifix viel dat aan den wand hing, deden den last welke reeds zoo lang op zijn hart drukte, lichter worden; het was of de vrees voor het openbaren van het noodlottig geheim bij de aanraking van die hand eensklaps verdween.
‘Ja, het is een geheim, dat mij kwelt, eerwaarde,’ sprak hij. ‘Ik heb Perrine lief en zou haar zoo gaarne gelukkig maken, doch ik vrees dat dit onmogelijk is zoo lang ik dat noodlottige geheim in mij omdraag. Dat doet mij met angst en beven het oogenblik onzer verbintenis te gemoet zien; maar ik wil u alles, alles zeggen en dan kunt gij oordeelen of ik Perrine met een gerust geweten naar het altaar kan voeren.’
En nu begon Gabriël te verhalen wat hem bij het sterfbed van zijn grootvader en ook daarna wedervaren was. Hij herhaalde zooveel mogelijk woord voor woord de bekentenis welke de stervende in dien stormachtigen nacht had afgelegd.
Pater Paulus zat met gevouwen handen en luisterde met aandacht. Eens slechts onderbrak hij het verhaal; 't was toen Gabriël nog slechts enkele volzinnen had herhaald van 't geen hem door zijn grootvader was meêgedeeld. De priester vroeg met zekere gejaagdheid naar den naam van de plaats waar Gabriël woonde, naar de plek waar de bekende hut stond. Zoodra de jongeling die vraag had-beantwoord, was er diepe ontroering op het gelaat van den priester zichtbaar, doch dit duurde slechts een oogenblik. Hij boog het hoofd, ten teeken dat Gabriël zou voortgaan, klemde de bevende handen in elkander alsof hij ze biddend omhoog hief, en zijn blik bleef onafgebroken op het kruis gevestigd. Gedurende het ontzettend verhaal zag hij geen oogenblik op, doch toen Gabriël, na mededeeling van zijn onderzoek in de grot der Druïden, de vraag stelde of hij, ondanks dat alles, aan de schuld van zijn vader zou mogen twijfelen en of het bloed van dat ongelukkige slachtoffer ook niet op Perrine zou neêrkomen wanneer zij den zoon van een moordenaar huwde, toen legde pater Paulus andermaal de hand op zijn schouder en sprak op vriendelijken, maar diep weemoedigeu toon:
‘Wees bedaard, mijn zoon; ik kan voor altijd een einde maken aan uw twijfel, ik kan u zekerheid geven. Het is mij, helaas! niet mogelijk te zeggen dat uw vader onschuldig is, maar.....’
‘O, mijn God!’ kermde de jongeling.
‘Wees kalm en laat mij uitspreken, mijn zoon,’ vervolgde de priester; ‘uw vader heeft die misdaad gepleegd, maar zijn slachtoffer is niet dood; hij heeft geen moord maar slechts eene verwonding op zijn geweten; ik kan u dat bewijzen.’
Er voer Gabriël eene koude rilling door de leden, toen hij zag dat pater Paulus zijn kleed aan den hals losmaakte. De priester deed dit langzaam en met bevende vingers en toonde toen den jongeling het litteeken van eene diepe sneê aan den kant van zijn keel. Toen hij dit litteeken liet zien zegde hij iets, maar Gabriël was zoodanig verplet dat hij niets verstond; hij zag alles om zich heen verdwijnen, hij gevoelde nog maar dat de priester een arm om hem sloeg om hem te ondersteunen en daarna werd alles donker om hem heen. Toen hij zijn bewustzijn terug kreeg, bevond hij zich nog altijd in de kajuit; de man op wiens leven zijn vader het had toegelegd, knielde naast hem onder het kruis en besprenkelde hem met water.
‘Wees gerust, mijn zoon,’ sprak hij, ‘ik zal geen kwaad met kwaad vergelden, maar wil, met Gods hulp, u allen de gemoedsrust terugschenken, die zoo noodig is voor het levensgegeluk. Zijt gij in staat naar mij te luisteren?’
Gabriël, die aanvankelijk bij het terugkeeren van zijn bewustzijn, het gelaat met de handen bedekt had, sloeg nu de oogen vol vertrouwen tot den priester op en wilde zich voor hem op de knieën werpen, maar pater Paulus weêrhield hem en sprak op het crucifix wijzende:
‘Wij zullen dezen nacht samen neêrknielen voor Hem, die zich voor ons allen heeft geslachtofferd en smeeken dat Hij mijne voornemens moge zegenen. Ik wil uw vriend zijn, Gabriël, ik wil alles wat in mijn vermogen is aanwenden om u gelukkig te maken. God schijnt u in Zijne oneindige ontferming tot mij te hebben gezonden om een zondaar tot zich te trekken. Gij verstaat mij toch, mijn zoon?’
‘O ja, eerwaarde, ik ben nu geheel wel,’ antwoordde Gabriël.
‘Welnu, luister dan,’ vervolgde de priester. ‘Ik heb nog voor dat de morgen aanbreekt een heilige zending te, vervullen en gij moet daarbij mijn gids zijn. Wilt gij dat?’
‘Ik wil alles doen wat gij verlangt, eerwaarde, ik wil u overal volgen.’
‘Ga dan nu naar het dek terug, gij zult daar gelegenheid vinden om te biechten. Ik moet mij voorbereiden tot het H. Misoffer, want het zal weldra middernacht zijn; daarna zal ik uw huwelijk inzegenen en als alles afgeloopen is zal ik u hier een nieuw geheim mededeelen, namelijk hoe ik door de Voorzienigheid uit de klauwen des doods gered ben. Gij moogt dit alleen weten; en als ik u alles zal hebben meêgedeeld zult gij mij onmiddellijk volgen naar het strand, want wat ik voornemens ben te doen moet vóór het aanbreken van den dag afgeloopen zijn. Volg mij nu naar boven, mijn zoon, en wees gerust.’
Toen Gabriël boven kwam, werden de kaarsen aan het altaar ontstoken. De menigte lag op het dek in diepen ootmoed neêrgeknield; nog maar weinigen moesten tot het H. Sacrament van boetvaardigheid naderen; hij schaarde zich onder hen.
Het was een indrukwekkend schouwspel, die geloovigen daar bijeen te zien, vol opgetogenheid, dat zij nu weder konden deelnemen aan de verheven plechtigheid, waarvan zij zoo lang