Een tooverpaleis onder den grond.
De Engelschen staan er voor bekend, dat zij er van houden zich door de eene of andere zonderlinge aardigheid van het gros der menschen te onderscheiden, met andere woorden dat zij excentriek zijn, en Dickens, die de engelsche maatschappij misschien het nauwkeurigst naar het leven geteekend heeft, levert ons in zijne romanfiguren eene rijk gevariëerde verzameling van zonderlingen.
Een der meest excentrieke mannen, die Engeland in den laatsten tijd heeft kunnen aanwijzen, was voorzeker wel de hertog van Portland, die voor eenige maanden overleden is, en de zonderlinge gewoonte had als een mol onder den grond te leven. Hij kon het gezicht zijner medemenschen niet uitstaan en deed zich daarom op zijn landgoed een onderaardsch verblijf bouwen, waar hij studeeren, eten, drinken, slapen, ja zelfs wandelen kon, zonder ooit door een enkel zijner natuurgenooten, zelfs door zijne bedienden gehinderd te worden.
Dat onderaardsch verblijf, hetwelk met zijne ruime zalen en vertrekken, met zijne gangen en gewelven en zijne kunstige mekanieke inrichtingen, die er met goed gevolg de plaats van bedienden innemen, aan een tooverpaleis uit de ‘Duizend en één nacht’ doet denken, is dezer dagen door prins Leopold, den vierden zoon van koningin Victoria bezocht, en dat het wezenlijk dit vorstelijk bezoek waardig was, zal uit de volgende korte beschrijving blijken.
Vóór den engelschen prins was nog niemand doorgedrongen in dat zonderling paleis, aan welks inrichting en uitbreiding de overleden hertog zijn geheele vermogen en een groot gedeelte van zijn leven heeft ten koste gelegd, en waarin hij als een kluizenaar, van de geheele wereld afgescheiden leefde. Slechts een enkel vertegenwoordiger der pers was het vergund met den prins in de geheimzinnige woning van den zonderling af te dalen, en het is aan dezen dagbladschrijver dat wij de volgende bijzonderheden over dat bezoek verschuldigd zijn.
De prins bezocht het eerst de onderaardsche zaal, die - zonderling genoeg - de schilderijengaanderij uitmaakt; want de overleden hertog was een overgroote liefhebber van schilderijen. Hij liet de bedoelde zaal, welke in 1623 door een hertog van Newcastle was gebouwd en aanvankelijk tot manege diende, tot een museum inrichten, dat menige kunstverzameling in Europa in rijkdom overtreft, en verlegde de manege naar een ander gedeelte van zijn gebied. Zoo als de zaal nu is, heeft ze eene lengte van 182 voet, is 60 voet hoog en 40 voet breed. De vloer bestaat uit gepolijst eikenhout, en de beschilderde houten zoldering, op dezelfde manier als die in Westminster Hall bewerkt, stelt den hemel bij zonsondergang voor. Vier prachtige kristallen kronen van buitengewone zwaarte hangen op regelmatige afstanden en op ééne lijn van het gewelf neder, terwijl in het midden van het gewelf vijf electrieke lampen zijn geplaatst; daarenboven zijn aan de balken nog acht en twintig kristallen kronen van middelbare grootte opgehangen, zoo dat in het geheel twee duizend gaspitten in deze ontzaglijke onderaardsche zaal haar licht verspreiden, en de daarin verzamelde schilderijen allen behoorlijk verlicht worden.
De wanden zijn ter hoogte van ruim vier voet met hout beschoten en boven dit beschot versierd met eene doorloopende lijst van spiegelglas, ter hoogte van drie voet. De deuren, die tot deze zaal toegang verleenen, vormen aan de binnenzij slechts één grooten spiegel, even als de kolommen aan weerszijden en de paneelen boven de deuren. De onderaardsche gang, waar langs men deze merkwaardige schilderijenzaal bereikt, is twaalf voeten lang en veertien voeten hoog.
Twee torentjes, op het dak van dit zonder ling museum aangebracht, komen boven den beganen grond uit, en een daarvan draagt een uurwerk, uit hetzelfde staal vervaardigd als waaruit kanonnen gegoten worden. Door middel van vier verlichte wijzerplaten, die elk vijf voet in middellijn hebben, wijst het den tijd aan, terwijl het de uren aangeeft door eene klok, die alleen vijf honderd pond weegt en van een speelwerk, uit vier kleinere klokken bestaande, voorzien is. In het andere torentje is ook een uurwerk aangebracht met twee verlichte wijzerplaten, elk van twee voet middellijn. Op een dier platen wordt de maand, de week en de dag aangegeven, terwijl de andere den stand van zon en maan aantoont.
Onder de schilderijengaanderij liggen uitgestrekte wijnkelders, vol vaten van gegoten ijzer, en die door onderaardsche gangen met het eigenlijke woonhuis in gemeenschap staan.
Een der merkwaardigste gedeelten van het tooverpaleis is de keuken, van waar de spijzen langs een onderaardschen spoorweg, door den hertog aangelegd, naar de eetzaal vervoerd werden. Daar aangekomen, werden zij niet door bedienden op tafel gezet; dit zou den eetlust van den hertog oogenblikkelijk bedorven hebben. Door middel van eene kunstig uitgedachte machine verschenen de verschillende schotels op zijne tafel, waarvan zij op een teeken van den heer des huizes weêr langs denzelfden weg verdwenen.
Bij het bezoek van prins Leopold aan de schilderijenzaal, de bibliotheek en de overige vertrekken had men ter nauwernood den tijd de kunstschatten op te nemen, die daar door den hertog zijn opgehoopt. Daaronder zijn vooral merkwaardig beroemde miniaturen van Portland, schilderijen van Rafaël, Van Dyck, Rembrandt, Poussin, Ruysdael, Claude Lorrain, Titiaan, Rubens, Holbein enz., handschriften, waaronder die van Karel II en Cromwell, en een aantal andere curiositeiten van onschatbare waarde.
Waarschijnlijk is de onderaardsche bibliotheek van Welbeck wel de eenige inrichting van dien aard. De boekzaal lo[o]pt evenwijdig met de schilderijengaanderij en heeft dezelfde lengte, terwijl de hoogte veertien en de breedte twee en dertig voet bedraagt. Zij rust op bogen en heeft dubbele muren, die door middel van asphalt tegen de vochtigheid beschut zijn. Het gewelf, dat op gelijke hoogte ligt met den beganen grond van het park, wordt door ijzeren dwarsbalken ondersteund en heeft vier en twintig vallichten, welker licht getemperd wordt door gordijnen van karmozijnroode zijde, opzettelijk voor dat doel te Parijs vervaardigd. Verder wordt de zaal nog door vijftien groote vensters verlicht.
Aan den zuidkant dezer boekzaal is eene voorzaal gebouwd, die door deuren van tien voet breedte met de bibliotheek in gemeenschap staat en die op zich zelf de verbazende ruimte