Onze gravures.
De eerste bitterheid van het leven.
De geneeskundige behandeling van kleine kinderen heeft eigenaardige moeielijkheden. Moeder kan de verschijnselen opsommen, die zij heeft waargenomen; maar het kind zelf kan niet zeggen wat het gevoelt. Bovendien zijn de kleinen te weinig overtuigd van het:
Onze gravure, naar eene schilderij van Ph. Fleischer, toont ons zulk een weêrspannigen patiënt, van wien moeder heeft verklaard, dat ze hem dat bittere medecijn onmogelijk kan toedienen.
‘Kom, kom, gekheid,’ heeft de dokter gezegd en nadat hij zijn hoed en familieparaplu eene plaats heeft gegeven, zegt hij: ‘geef mij dien jongen maar eens!’
Met vaste hand begint de esculaap zijne operatie.
Moeder slaat met aandacht den gang van zaken gade. Geen wonder. Het mocht haar niet gelukken en hoeveel goeds zij ook van dien lepel bitterheid voor den patiënt verwacht, zou ze het toch heel aardig vinden als ook de pogingen van den dokter eens schipbreuk leden.
De vijftienjarige broeder schijnt met de wijsheid der vlegeljaren te overwegen waartoe dat gehaspel dienstig kan zijn en zusterke is zeer met het denkbeeld ingenomen, dat men zulke kunsten dwangmiddelen niet op haar toepast.
De schilder heeft intusschen door een komiek tafereeltje naar waarheid eene wijsgeerige gedachte vertolkt.
Het kind smaakt de eerste bitterheid des levens met tegenzin.
Het verzet zich met alle kracht tegen het kunstmiddel. De kleine weet niet dat die lepel medicijn slechts een voorsmaak is van den bitteren kelk, dien het leven hem later wellicht zal aanbieden.
Of zal de toekomst hem alleen de zoetheid dezer aarde doen smaken? We vreezen - neen, we hopen het tegendeel; want de kleine bitterheden des levens zijn zoo noodig, opdat ons hart zich niet te veel aan de aardsche goederen hechte.
HET BETOOVERDE KASTEEL. - In plechtig stilzwijgen daalde de markies, op lord Charles arm geleund, de treden af.