onze huismoeders het eens te zijn, en wel: dat de kleine jongen, wanneer hij des avonds is uitgekleed, een oogenblik in zijn nachtgoed mag rondloopen. Moeder had den kleinen jongen 's morgens schoon aangekleed en iedereen verklaarde, dat het kind er ‘allerliefst’ uitzag - maar zie nu eens, in zijn nachtgoed is hij toch nog veel aardiger.
Het is alsof moeder dit zelf erkent, terwijl ze met zooveel welgevallen neêrziet op den kleine, die langs moeders schoot heen naar zusje schijnt te zoeken.
Wie zal beschrijven wat er in dat gelukkig moederhart omgaat, nu zij op haar lieveling staart?
Moederweelde - wat is zij rijk, wat is zij aanlokkelijk. Kent ge een reiner weelde op aarde?
De schilder van deze eenvoudige, aantrekkelijke groep mag een dichter genoemd worden in den volsten zin van het woord. Meesterlijk legde hij in dat vredige moederlijk gelaat die streelende uitdrukking der hoogste poëzie.
Van Beyschlag bestaan vele schilderstukken, waarin lieve kinderkopjes op den voorgrond treden en de schilder is er in Duitschland door beroemd geworden. Niet ten onrechte; want zulk een paneeltje getuigt gewoonlijk van meer kunstgevoel, van meer poëzie, dan die eeuwigdurende wintergezichtjes, dennenbosschen en ‘scheepjes in volle zee,’ tafereelen, die de meeste schilders nog maar niet met rust kunnen laten.