Van alles, voor allen.
Wat is sukade? - Deze vraag werd ons dezer dagen gedaan door een onzer abonné's, den heer J.B.P., pasteibakker te B., die sedert vijftien jaar dagelijks met sukade omgaat, zonder te weten wat het is. Gedurende de tien jaren, dat hij op de Belgische Illustratie geabonneerd is, wachtte hij geduldig af, dat deze te eeniger tijd zijne weetgierigheid op dit punt zou voldoen, totdat hij eindelijk besloot zich tot onze redactie om inlichtingen te wenden. Het zal onnoodig zijn te zeggen dat wij in den regel op dergelijke vragen niet antwoorden; maar een geduld, als door den heer P. aan den dag is gelegd, is voorzeker wel geschikt om een hart van steen zoo week te maken als sukade, en zijne voor ons zoo streelende verwachting dat wij meer van die stof zouden weten, dan iemand, die ze sinds vijftien jaren dagelijks hanteert, verdient wel dat wij om zijnentwil een enkele maal van onze gewoonte afwijken.
Wij kunnen in weinige woorden zeggen wat wij van de sukade weten. Die alom bekende lekkernij, welke, ook in den vorm van snippers, dient om een aangenamen geur en smaak te geven aan velerlei gebak, is niets anders dan de geconfijte of in suiker ingelegde schil van citroenen of oranjeappelen.
Daar wij in den vorigen jaargang uitvoerig over de oranjegewassen gesproken hebben, vertrouwen wij dat de heer P. daar wel een antwoord zal vinden op zijne vraag ‘waar en hoe de sukade groeit.’
De invloed van het weêr op de menschelijke stem. - Het is een algemeen bekend feit dat wij onze stem niet altijd in onze macht hebben; ook met den besten wil van de wereld en met de grootste inspanning wil het niet altijd gelukken, zuiver den toon te vatten en eene onberispelijke intonatie vast te houden. Tot eene voldoende verklaring van dit verschijnsel zijn de algemeen bekende oorzaken, zoo als de ziekelijke toestand der organen, lichamelijke of geestelijke afmatting, niet altijd toereikend; veeleer schijnt het zeker, dat de eigenlijke oorzaak niet zelden in het weêr te zoeken is, en dat wel niet in het weêr van den dag, ook niet in dat van vorige dagen, maar in het weêr, dat wij nog krijgen moeten.
De muziekdirecteur Zander te Neu-Strelitz heeft daaromtent heel merkwaardige waarnemingen gedaan en het resultaat daarvan volgenderwijze aan de Alte und Neue Welt medegedeeld.
‘Mijne waarnemingen op dit gebied laten zich in dit besluit samenvatten: Kwam er na helder weêr, donker regenachtig weêr, dan kondigde zich die verandering meestal omstreeks 30 uren te voren aan door eene sterke neiging tot het laten dalen van den toon; de klank der stem was daarbij wezenlijk doffer dan anders. Maakte daarentegen regenachtig voor helder weêr plaats, dan was de uitwerking omgekeerd; de intonatie was zuiver, de klank der stem helder metalliek, en de zangers waren veel beter in staat om te zingen dan in het vorige geval. Was er na zacht weêr vorst in aantocht, dan toonde zich niet zelden de neiging om te hoog te zingen: de klank der stem was helder en even als in het tweede geval konden de zangers goed zingen.
‘De bovenstaande conclusiën werden mij gedurende mijne langjarige werkzaamheid als directeur van een kerkelijk koor en als zangonderwijzer aan het gymnasium tot regels, waaraan intusschen geen uitzonderingen ontbraken. Natuurlijk is het daarbij van het grootste gewicht, dat de opmerker juist hoort; want ook ons oor is niet te allen tijde even zeer te vertrouwen bij de beoordeeling van den klank eener stem.’
Naar aanleiding van deze opmerkingen geeft de heer Zander allen muziekdirecteuren, die het onderricht in den zang te leiden hebben, den raad, de oefeningen zooveel mogelijk te beperken, zoodra zij eene in het oogloopende neiging tot het laten dalen van den toon bemerken, en daarentegen de oefeningen te rekken, in geval de klank der stem helder metalliek is. Een vol uur oefening vermoeit dan niet zoo zeer als een half uur in het eerste geval.
Zingende visschen. - Het spreekwoord wil dat de visschen stom zijn; doch sinds lang is dit spreekwoord gebleken geen waar woord te zijn; want het is bekend dat de smeerling, de barbeel en de karper wel degelijk geluid kunnen geven. Wanneer de haring zich in het net gevangen voelt, piept hij als eene muis. Thans heeft echter, volgens de Revue Scientifique, de geleerde natuuronderzoeker Haddon een zingenden visch ontdekt, dien hij Collomystax gagata noemt. Of het gezang van dien visch met dat van den nachtegaal vergeleken kan worden, zegt hij niet; hij deelt alleen meê dat de inrichting der drie eerste wervels van den ruggegraat van het dier het vermogen om verschillende geluiden voort te brengen aanduidt, en dat als men het lichaam van den visch aanraakt, deze een scherpen en snijdenden toon doet hooren.