ziende alsof hun signalement was opgegeven aan een of andere dievenbende. Zij zijn daar vroeger thuis geweest en al kunnen zij er geen figuur meer maken, toch leggen zij de aan hunne nieuwe omgeving ontleende grootheid niet af en zien met eene soort van hoogheid op de stadsbewoners neêr.
Wat zij echter nog minder afleggen is het karakteristieke van hun vroegeren werkkring, en het kost inderdaad niet veel moeite om uit hunne figuur en uit hunne houding te lezen, welke rol zij vroeger in het maatschappelijk leven gespeeld hebben.
Wij willen hen even de revue laten passeeren.
De houterige figuur rechts, met zijn ingevallen wangen en grijzen ringbaard, herkent men terstond als een gepensioneerd kapitein. Niet alleen zijn muts en de tot aan de kin toegeknoopte jas verraden dat, maar ook zijne houding duidt zulks aan. Op zijn stok gesteund zit hij te wachten, om straks met stijve beenen naar de diligence te stappen en alsdan nog beter te doen uitkomen dat de oude soldaat in hem voortleeft. Zijn buurman met de groote groene paraplu tusschen de knieën is sprekend een kleine rentenier. De lage schoenen, de breedgerande hoed en niet het minst zijne gelaatstrekken zijn zoo geheel in overeenstemming met zijn kalm, door niets beroerd leven, dat niemand er zich in vergissen kan. De derde grootheid, verreweg de merkwaardigste, is...... Wie raadt het niet? De pedante hoed, de geleerde bril op den spitsen neus, de eigenaardige houding, de zonderlinge manier om aan de handen eene houding te geven, dat alles zijn de kenmerken van den ouden schoolmeester, die slechts den mond opent om orakels te verkondigen en die de hoogste bewondering eischt voor het verheven ambt, dat hij gedurende dertig jaren bekleedt.
De twee welgedane heeren, die de rij sluiten, behooren tot eene zelfde soort. Men herkent gemakkelijk in den eenen den brouwer, in den anderen den logementhouder van het dorp. Zij zijn vrienden, dat kan niet missen, dewijl zij elkaar te veel noodig hebben. Aan hun opgeruimd gelaat kan men waarnemen, dat zij zich over hunne zaken niet te beklagen hebben en een genoeglijk en vroolijk leventje leiden en zich zelven goed bedienen.
Het vijftal is inderdaad schilderachtig tot in de kleinste bijzonderheden en het bezoek dat zij op de bruselsche tentoonstelling ontvingen, welke den 15en augustus geopend werd, was voor den schilder het overtuigend bewijs dat men zijne types herkende en hen als oude bekenden begroette. En juist daaraan ontleent de schilderij hare hooge waarde, zoo wel als aan de fraaie groepeering. De grootheden van het platteland hebben in Henri Brispot een genialen en geestigen schilder gevonden. Zij zouden er dus dankbaar voor moeten zijn, doch het is te betwijfelen of hij ooit hun dank zal inoogsten. Brispot heeft echter eene schilderij geleverd, die zijn naam eene vaste plaats geeft in de kunstenaarswereld, en deze zal hem wel meer waard zijn dan de dank der helden, die hij tot een onderwerp zijner studie maakte