Het sissen en fluiten in den schouwburg.
Het sissen in den schouwburg dagteekent van den 14en januari 1686. Voor 't eerst werd het in 't Théâtre français te Parijs gedaan.
Vóór dien tijd gebeurde er, als een stuk slecht was, niets anders dan dat de toeschouwers in den bak, die toen den toon gaven, zooveel als ze maar konden, geeuwden.
Op gezegden dag nu werd een blijspel in vijf bedrijven opgevoerd, dat vermoedelijk door Thomas Corneille geschreven was, en algemeen vond men, dat het stuk schrikkelijk vervelend was.
Een der ongeduldige toeschouwers kwam toen eensklaps op 't gedacht om door een kort, doch scherp gesis, zijne ontevredenheid te kennen te geven.
Het publiek zag in 't eerst verwonderd op, doch weldra begreep het, dat het sissen een zeer geschikt middel was om van zijne afkeuring te doen blijken. Zoo kreeg het 't burgerrecht, en waar 't noodig was, werd sinds deze nieuwe soort van muziek te baat genomen om de tooneelspelers te overstemmen.
Het fluiten in den schouwburg moet op de volgende wijze ingevoerd zijn:
Bij de opvoering van een vervelend stuk verlangden te Parijs de toeschouwers eens, dat het gordijn zou worden neêrgelaten. ‘La toile à bas! à bas la toile!’ (Het gordijn omlaag!) klonk het van alle kanten.
Het hielp echter niets; het gordijn bleef in de hoogte, totdat een der toeschouwers begon te fluiten. De tooneelbestuurder, die dit gefluit voor het gebruikelijke sein van den directeur hield, liet toen zonder meer het gordijn vallen.
Er werd gelachen en in de handen geklapt over die uitwerking van het gefluit, en sedert kwam het eerlang algemeen in voege.