De perelvisscherij in Amerika.
Tot vóór vijf en twintig jaren zou het opschrift van dit artikel een raadsel zijn geweest. Tot dan toe werden de perels alleen gevonden in de wateren van Oost- en West-Indië, terwijl enkele plaatsen als het eiland Ceylon, de kusten van Japan, de golf van Perzië en die van de eilanden Java en Sumatra bekend stonden als zeer rijke perelbanken te bezitten. Zoo als onzen lezers bekend zal zijn worden de perels gevonden in de schelpen van oesters, mosselen en andere schaaldieren, welke zich op een rotsachtigen bodem of op de wortels van boomen hebben vastgezet en is dus de perelvisscherij niets anders dan eene visscherij op de genoemde schaaldieren. Dat niet alle oesters, mosselen, enz. perels afscheiden, was reeds lang eene uitgemaakte zaak, en men meende dan ook voor zeker te mogen aannemen dat alleen de in heete luchtstreken levende schaaldieren de eigenschap bezaten deze kostbare kleinoodiën voort te brengen. De prachtige kleurenglans van het bekende perelmoer, dat niets anders is dan de schelp van de pereloesters of perelmosselen, schreef men toe ontstaan te zijn door de werking der verzengende zonnestralen, zoo dat het bij niemand ooit zou opgekomen zijn in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika naar perels te gaan zoeken, indien niet het toeval het tegendeel had bewezen.
In het midden van het jaar 1856 bevonden de oestervisschers van Milk-Pond dat de schelpen hunner oesters glinsterende bollekens bevatten ter grootte van den kop van een gewonen nagel. De eigenaar dezer befaamde oestervisscherij, zekere Jack Minton, kende de perels toen nog alleen bij naam, maar hij meende toch de zaak verder te moeten onderzoeken en het gevolg daarvan was dat hij van een doodarmen Yankee in korten tijd een der rijkste lieden van zijn land werd. De omstandigheden, waarvan deze ontdekking vergezeld ging, zijn wel de moeite waard een weinig in bijzonderheden uiteengezet te worden.
Op zekeren dag wandelde Jack Minton aan den oever der zee in een uithoek van den staat New-Yersey, niet ver van zijn oesterpark Milk-Pond. Het was in de maand juni, en zeer warm, zoo dat hij zich door een zeebad wilde verkwikken. Jack ging te water en raapte duikelende eenige oesters van den niet zeer diepen bodem, welke hem eene welkome lekkernij na het bad toeschenen. Toen hij weêr op den oever zat nam hij daarom zijn mes, om op zijn gemak de oesters te eten.
Hoe verbaasd stond hij echter toen hij in de eerste oesters een pereltje vond, dat in de zonnestralen alle kleuren van den regenboog weêrkaatste! Hij nam de vijf andere oesters, en bevond in deze eveneens dezelfde kleine maar schitterende bollekens.
‘Wat die bollekens zijn, weet ik niet!’ riep hij. ‘Maar een voorgevoel zegt mij dat ik hier een nieuw Californië heb ontdekt!’
‘Half mijn!’ riep op hetzelfde oogenblik eene stem, welke bleek toe te behooren aan een man, die van achter eene rots te voorschijn kwam.
Deze uitroep deed Jack Minton opzien.
‘Half mijn!’ herhaalde hij. ‘Wat moet dat beteekenen?’
‘Alsof ik niet gezien had dat gij te water zijt geweest, daar oesters hebt opgeraapt, waarin de perels waren verborgen, welke gij nu in de hand hebt.’
‘Het zijn dus perels!’ riep Jack Minton verbaasd. Maar een zachter toon aanslaande vroeg hij:
‘Gij wilt dus de helft van mijn vond hebben?’
‘Neen, vriend,’ antwoordde de nieuw aangekomene lachend; ‘ge moogt uwe vond behouden, doch ik stel u voor deze plaats samen te exploiteeren: waar vijf pereloesters worden gevonden liggen er meer.’
Jack beet zich op de lippen over zijne onvoorzichtigheid, maar kon niet meer terugtreden. Hij antwoordde daarom: ‘Ik neem uw voorstel aan. Wij zullen voor gezamenlijke rekening de oesters opvisschen, ze van hare perels ontdoen, deze verkoopen en de opbrengst deelen. Maar hoe heet gij?’
‘Junius Drake.’
‘Komaan, daar is mijn hand, Drake, wij zullen als vrienden samen werken.’
Na deze woorden begaf Jack zich opnieuw te water, welk voorbeeld door zijn gezel werd gevolgd.
Om kort te zijn deelen wij slechts mede dat de beide mannen op den avond van denzelfden dag omstreeks driehonderd oesters hadden geraapt, waarin zij een en zeventig perels vonden. De meesten waren zoo groot als eene hazelnoot, de kleinsten hadden de grootte eener erwt.
Denzelfden avond begaven Minton en Drake zich naar New-York met hun schat om hem den volgenden dag tot geld te maken. De juweliers, waar zij zich aanboden, wilden weten vanwaar zij dezen schat hadden, doch Drake antwoordde:
‘Dat is een geheim. Wat gaat het u ook aan? De perels zijn nog niet oud, zoo als gij aan hunne kleur en aan hun gewicht kunt zien; wilt ge ze dus koopen ja of neen?’
De juweliers waren tevreden en boden 800 dollars (fr. 4000) voor den schat. De visschers vroegen het dubbele en sloten eindelijk den koop voor fr. 5000, welke terstond tusschen hen beiden werd gedeeld.
Nadat zij te New-York dien dag goede sier hadden gemaakt van hunne winst besloten zij naar Milk-Pond terug te keeren en hun voordeeligen arbeid voort te zetten. De tweede vangst was even rijk als de eerste en de compagnons deelden na verloop van enkele dagen fr. 8000.
‘Verduiveld!’ zegde Drake bij zich zelven, ‘ik heb met mijn vriend Minton een slechten koop gedaan. Indien ik hem mij van het lijf kon schudden zou ik alleen eigenaar zijn van de fabelachtige opbrengst van ons werk.’
Deze noodlottige gedachte bleef Drake altijd bij en nam ten slotte zulke verhoudingen aan, dat hij besloot zijn misdadig ontwerp ten uitvoer te brengen.
Op zekeren avond toen Minton zich voor het laatst te water begaf om nog een handvol oesters naar boven te brengen stond zijn boosaardige makker gereed, om hem den genadeslag toe te brengen. Zoodra Minton weêr boven kwam greep Junius hem aan, worgde hem en liet hem niet los voor hij dacht dat Jack den laatsten adem had uitgeblazen. Daarop wierp hij het lijk in zee, nam de vangst van dien dag mede en verliet het tooneel van den moord, zoo spoedig als zijne beenen hem konden dragen.
Terwijl de moordenaar zich verwijderde werd de arme Minton door den golfslag op het strand geworpen. De koelte van den nacht oefende op het schijnbaar ontzield lichaam een heilzamen invloed uit, zoodat Jack, die nog niet dood was, zich weêr langzaam voelde herleven.
‘Hulp! hulp!’ riep hij met zwakke stem, toen hij weêr in staat was een woord te spreken.
Het geluk wilde dat zijn geroep gehoord werd door een visscher, die niet ver van daar bezig was zijne netten uit te werpen. Deze snelde naar de plaats, vanwaar het geroep kwam en een man op het strand ziende liggen, riep hij:
‘Hoe! een lijk!’
‘Hulp!’ steunde Minton.
‘Hij leeft! Wat is er geschied?
‘Red mij, red mij!’
‘Daarvoor ben ik gekomen.... maar wat is er met u gebeurd?’
‘Waar is mijn moordenaar?’
‘Ik zie niemand in den omtrek. Over wien spreekt gij? Maar komaan, drink een teug brandy uit mijne flesch, het zal u goed doen, en dan kunt gij mij zeggen wat er heeft plaats gehad.’
‘Ja.... hij heeft mij willen worgen en daarna verdrinken.... het is Junius Drake.... mijn compagnon.’
‘Junius Drake, zegt gij? Maar dat is de grootste schurk van New-Yersey. Ik ken hem, hij is een dief en een schelm! Hoe kwaamt ge met hem in aanraking?’
Minton vertelde toen wat er tusschen hem en Drake gebeurd was.
‘Dan moogt ge van geluk spreken,’ zegde de visscher, ‘dat ge er zoo goed zijt afgekomen. Er staat u nu niets anders te doen over dan naar den chief justice te gaan, en hem met uwe omstandigheden bekend te maken. Gelooft ge u sterk genoeg om te kunnen loopen?’
‘Ja, ik wil het beproeven,’ en leunende op den visscher begaf Minton zich naar den rechter. Deze ontving hen vriendelijk en vaardigde een bevel van gevangenneming tegen Drake uit, die weldra achter slot en grendel zat.
Het zal wel niet gezegd hoeven te worden, dat deze geschiedenis weldra ruchtbaar werd en er onder de Amerikanen eene hevige perelkoorts uitbrak. Op alle kusten van Rhode-Island tot de Carolinen vischte men oesters, men opende ze en liet de overblijfselen op de kust liggen zonder acht te geven op de oesters zelven. Perels moest men hebben en niets anders. Dit duurde drie maanden. Sommige visschers vonden wel is waar perels, maar het grootste gedeelte deed vergeefsche pogingen. Alleen Jack Minton maakte fortuin. Hij verbond zich met zijn redder om Milk-Pond te exploiteeren, en beiden verwierven zich in den ongelooflijk korten tijd van een half jaar eene fortuin van anderhalf millioen dollars.
In dien tusschentijd kwam Drake voor het gerechtshof en werd tot den strop veroordeeld. De doodstraf werd aan hem voltrokken, in weerwil dat Minton alles had aangewend om hem vrij te koopen.