Seinpost gedroomd; in een visioen had ik honderden kruiwagens zien af- en aankruien door even zooveel gemeenteraadsleden met glad geschoren gezichten, zwarte rokken en witte dassen, die zich met de bedrijvigheid van kaboutermannetjes beieverden het zand weg te ruimen, om vervolgens op de ledige plek een casino, een skatingrink; en een spectacle-concert op te richten. Klaarblijkelijk was ik op het oogenblik nog onder den invloed van dien akeligen droom! Had ik daar niet de zee voor mij, en het strand met de talrijke visscherspinken, ter rechterzijde het paviljoen van prins Frederik, het Hôtel des Galeries en het badhuis, en links Scheveningen met zijne tallooze roode daken, zijne beide kerktorens, de gedenknaald en de vuurbaak? En, toen ik mij omdraaide, lag daar niet het kanaal naar Den Haag aan mijne voeten? Rees daar niet in de verte de groote St.-Jacobstoren en de kleine dito, en verder de torenspits van Rijswijk op?
‘Ah! c'est beau! c'est magnifique!’ hoorde ik eene elegante dame aan mijne zijde lispelen.
‘C'est surprenant! on est vraiment dupé!’ klonk het van tusschen de porseleinen tanden van een heer, wiens rechteroog met een monocle gewapend was.
Ik zag rond mij en vond mij omgeven door de haagsche haut monde, door de notabelste ingezetenen der residentie, artisten en letterkundigen, ministers en diplomaten. Eenige uren te voren had zelfs prinses Marianne het panorama met een bezoek vereerd.
Het middelpunt van dezen echt aristocratischen kring werd gevormd door een heer en eene dame, wier gulle eenvoud scherp tegen de geaffecteerde hoffelijkheid van velen der aanwezigen afstak, en die desniettemin het voorwerp der algemeene oplettendheid waren. Van alle kanten kwam men hun onder hoofsche buigingen en lieve glimlachjes de hand drukken en de dame werd een prachtig bouquet ter hand gesteld. Die dame en die heer waren de held en de heldin van het feest, de triomphators, die hier hunne zegepraal vierden; het waren de heer en mevrouw Mesdag, de schilders van het panorama, dat wij voor ons hadden, waarvan zij den arbeid gezamenlijk hadden gedeeld en waarvan zij thans ook het succes deelden.
Dat succes was groot. Tusschen de talrijke bezoekers verloren, was ik in de gelegenheid het oordeel van bevoegde kunstrechters over het reusachtige doek te vernemen, en allen waren eenstemmig in den lof van het kunstwerk. Allen erkenden dat het panorama, in plaats van enkel decoratief, dat wil zeggen oppervlakkig behandeld te zijn, evenveel verdienste had als de beste zeestukken, die ooit het atelier des vermaarden kunstenaars verlaten hebben.
Wat mijn persoonlijken indruk betreft, - ik had moeite mijne bewondering voor het kunstmatig panorama, dat ik voor mij had, en het natuurlijk panorama, waarover ik daags te voren verrukt had gestaan, uit elkander te houden, daar ik elk oogenblik het eene met het andere verwarde. En hoe kon het anders? Ik stond op den top van een werkelijke duin, van wezenlijk zand, met zijne helmbeplanting en zijne natuurlijke vegetatie van klissen, bramen en allerlei heidekruiden, waartusschen hier en daar stukken touw, bodemlooze en platgetrapte manden, een oude schoen, een verroest anker en dergelijke voorwerpen, die gewoonlijk het scheveningsche duin stoffeeren, lagen verspreid. Een paar meters van mij af stond een uitgezette paraplu naast een schildersstoeltje, welks eigenaar zich een oogenblik scheen verwijderd te hebben, en wat verder zat, tusschen de struiken verscholen, een konijntje te gluren.
Langs den voet van het duin slingerde zich het bestrate voetpad en de rijweg, met groepen wandelaars en allerlei rijtuigen bezet, en daarachter strekte zich het onmetelijke strand uit, met honderden pinken, waarvan enkele gelost en andere weêr voor de vaart in gereedheid gebracht werden, hetgeen overal de meest afwisselende en schilderachtige tooneeltjes aanbood. Tusschen de bedrijvige groepen visschers, met hunne karren, manden en netten, drentelden de wandelaars en badgasten en galoppeerde een escadron huzaren, wier wapenen vroolijk in het zonlicht flikkerden. En dan de zee! Wat was die golfslag op het strand bedrieglijk nagebootst! Welk een diepte in dien gezichteinder, waaraan hier en daar een zeil, als een wit stipje, of de rook eener stoomboot zichtbaar was. Er ontbrak nog maar aan dat de golven zich bewogen om de illusie volkomen te maken.
Doch daar verheldert op eens de hemel, de zee verandert van kleur en ieder golfje begint te leven!
‘Maar sta ik dan werkelijk op de Seinpost?’ vroeg ik mij fluisterend af. Het was de zon - de werkelijke, buiten het panorama, wel te verstaan - die door een plotseling lichteffect dit gezichtsbedrog had teweeg gebracht.
Het oog links wendende, viel mijn blik op de wijzerplaat van den toren der protestantsche kerk, op welker vergulde cijfers het zonlicht zoo aardig speelde, terwijl de torenspits zoo levendig tegen het diepe blauw van den hemel uitkwam, als men dat ooit op een zomerschen voormiddag te Scheveningen kan waarnemen. En verderop, voorbij de gedenknaald en den vuurtoren, hoe onmetelijk ver strekte zich de kronkelende lijn van zee en strand en duinen in de richting van Loosduinen uit!
(Slot volgt.)