Matthieu Tonneel, of de groote Brusselsche slaper.
Matthieu Tonneel was een brusselsche brouwer, wien vele oude burgers onzer hoofdstad zich ongetwijfeld nog herinneren, want hij bezat eene bijzondere beroemdheid: die van een buitengewoon slaper te zijn. Hij sliep in het Park, hij sliep in den estaminet en het koffiehuis; hij sliep in den schouwburg, in de Groote Harmonie; hij sliep overal waar hij zat; dikwijls zelfs sliep hij staande.
Indien het waar is dat het bier den slaap begunstigt, had hij die voortdurende neiging misschien wel te danken aan de gewoonte, om zijne vroegere voortbrengselen in groote hoeveelheid te gebruiken.
Een zijner vrienden heeft een aantal ongevallen meêgedeeld, die Matthieu Tooneel daardoor overkomen zijn, waarvan wij er hier eenige meêdeelen.
Hij teekende bij een notaris een zekere acte, niet durvende bekennen, dat hij tijdens de voorlezing geslapen had, en niet wetende dat die acte hem ten onrechte verplichtte tot het betalen van 16,000 franken.
Hij sliep in den postwagen, zeer in zijn schik, wanneer hij met zijn hoofd tegen het portier kon rusten. Hij verloor zoodoende een zwarten hoed; op een anderen dag verloor hij een witten.
Hij maakte verscheidene malen de reis naar Parijs. Op zekeren dag te Royé uitstappende en de spijzen in het posthuis niet naar zijn smaak vindende, ging hij in een naburig hotel eten. Hij sliep aan tafel in en ontwaakte eerst drie uren na het vertrek van den postwagen.
Op een anderen keer dat hij in het Palais Royal at, sliep hij onder het wachten op een bestelde cotelet in. Men diende hem zijne cotelet voor, zonder op te merken dat hij ingesluimerd was. De hond van een dischgenoot peuzelde de cotelet ter sluiks op; en daar Matthieu Tonneel haar bij zijn ontwaken zocht, wisten de bezoekers, die in zijne nabijheid zaten, hem te overtuigen, dat hij ze zelf opgegeten had.
Op eene reis naar Pruisen sliep hij te Aken op het oogenblik dat men de passen teruggaf. Hij vroeg de zijne niet terug, en werd te Keulen door de policie aangehouden.
Drie huwelijken mislukten door zijn eigen schuld. Bij het eerste sliep hij op het stadhuis, gemakkelijk in een zetel zittende, voor den burgemeester in, en zijne bruid, ziende dat hij bij de vraag: ‘Neemt gij Julia Mertens tot uwe wettige echtgenoote?’ door een luid gesnork antwoordde, wilde hem niet meer tot man.
Bij de tweede poging was het een pleiziertochtje dat hem in het verderf stortte. Na te Tervueren met de familie van zijne aanstaande gegeten te hebben, ging hij op het oogenblik van het vertrek alleen een boschke in. Maar hij kwam niet weder te voorschijn en de rijtuigen vertrokken zonder hem. Hij was in het bosch ingeslapen. Zoo als wel te denken is, was er van een huwelijk geen sprake meer. Nu liet hij het oog vallen op een meisje uit Brugge. Daar hij aan het hoofd stond van eene bloeiende brouwerij, werd zijn aanzoek gunstig opgenomen. Een groote familiebijeenkomst werd plechtig vastgesteld voor zekeren dinsdagavond. Al de bloedverwanten waren uitgenoodigd. Men moest het contract teekenen, waarvan alle artikelen vastgesteld waren en de plechtigheid besluiten door een van die luisterrijke soupers, welke men te Brugge aanricht. De ijzeren wegen bestonden destijds nog niet. Uit Brussel vertrekkende, besteeg Matthieu Tonneel voor het hotel de la Campine den postwagen en begaf zich welgemoed op weg. Hij ontwaakte in Aalst, voor het hotel der Drie Koningen en stapte volgens het gebruik uit om het middagmaal te gebruiken. Hij was zoo opgewekt dat hij de neiging tot slapen aan tafel overwon; hij stond bij de waarschuwing der conducteurs op, want er stonden voor de deur twee postwagens, die welke naar Gent en Brugge afreed, en die welke naar Brussel terugkeerde. De brouwer was helder wakker. Geheel vervuld met de hoop aan zijne bruid te zullen behagen, verheugde hij zich met de gedachte dat hij eindelijk ging kennis maken met de schoone middeleeuwsche stad Brugge, waarvan men hem de schilderachtige gebouwen en de prachtige gezichten roemde. Hij stapte haastig in den postwagen, en nu verder omtrent zijne reis gerust gesteld streed hij niet langer tegen den lust om te slapen.
- De goede slaap dien ik hier ga doen, sprak hij bij zich zelven, zal mij de oogen van avond open doen blijven.
De postwagens reden af en toen Mathieu des avonds wakker werd, stapte hij te Brussel voor het hotel de la Campine uit. Hij had den verkeerden postwagen genomen.
Zijne vierde poging was gelukkiger. Hij was negen en dertig jaar oud. Hij trouwde eene weduwe, wie het niet ergerde hem tijdens de voorlezing van het contract te zien slapen en die een ouden oom belastte hem tijdens de voltrekking der huwelijksplechtigheden wakker te houden.
Sints de ijzeren wegen gekomen zijn, heeft Matthieu Tonneel er zich soms van bediend, doch altijd de eerste klasse nemende, dewijl men er rustiger slaapt.
De gewoonte om te slapen maakte hem onderhevig aan beroerte. Hij ondervond eenige van die aanvallen, waarvan Corvisard zegde dat de eerste eene waarschuwing, de tweede eene dagvaarding met kosten, en de derde eene gevangenneming is. Op een zekeren schoonen meidag sliep onze Matthieu zoo vast in dat hij niet meer ontwaakte. X.