De H. Ludovicus Bertrandus. Eene ballade.
Geheel verslonden in 't gebed
Schrijdt Ludovicus voort,
Langs 't eenzaam pad, dat bergwaart leidt,
Waar hem een herdrenstoet verbeidt
Begeerig naar zijn woord.
Zijn woord, het troostte d' armen mensch
Den vrome schonk het frissche kracht;
Den zondaar, weer tot God gebracht,
Zijn woord was het tweesnijdend zwaard
Ten heilgen strijd gereed,
Waar de eer van God werd aangerand,
Waar twist, gezaaid door 's vijands hand,
En nu, schoon reeds ter westerkim
De schijf der zonne daalt,
En zij de kruin van 't berggevaart',
Door nooit betreden sneeuw bezwaard,
Met purpre verven maalt, -
Vervoordert hij met kalmen tred
Den weg door 't rustig oord,
Terwijl de glans op 't kalm gelaat
De heilge zielerust verraadt,
Door vrees noch smart gestoord.
Doch plotsling treft een stem zijn oor
Uit 't dichte kreupelhout:
‘Ha priester! lang heb ik gewacht,
Maar thans rukt ge u niet uit mijn macht
Waar of ge ook op betrouwt!’ -
Verschrikt blijft Ludovicus staan
En smeekt om hulp aan God. -
Treedt rood van toren hem te moet
En spreekt vol bittren spot:
‘Thans heilge priester, die zoo vroom
En al mijn daden gispen dorst, -
Thans zal mijn hand uw vuige borst
‘Te lang reeds hoondet ge openbaar
Mijn naam en hoog geslacht;
Uw woord aan 't dweepziek volk gericht
Joeg mij het bloed naar 't aangezicht,
Boet daarvoor, dezen nacht!’ -
Hij spreekt en richt op 's priesters borst
Deez' slaat een kruis, en.... almacht Gods!
Daar stort de moorder op de rots
Als trof hem zelf de dood.
Het vreeslijk wapen, dat zijn vuist
Ziet hij veranderd in het beeld
Van Christus; en - een glimlach speelt
Om 's priesters aangezicht.
‘Vergeving, vader!’ lispt de stem
Zijns vijands, die in 't stof
Voor zijne voeten ligt geknield,
Van schrik en eerbied half ontzield
Bij 't wonder dat hem trof.
Bertrandus beurt hem minzaam op
En dankt zijn God en Heer,
Die door het kruis hem had gered
En op dat machtig smeekgebed
Zijn vijand wierp ter neer.
‘Mijn broeder,’ spreekt hij, ‘vrees mij niet,
Tot Hem, die hier dit wonder deed;
Betuig dien God uw harteleed,
En leef aan Hem getrouw!’ -
|
|