De aalmoes.
De schilderkunst heeft gelijk ieder der schoone kunsten ten doel, niet slechts stoffelijke schoonheid, maar bovenal de geestelijke schoonheid van zaken en personen terug te geven. Zij moet verheffen en veredelen en daarom komt de schilder te kort aan zijn roeping, die door de keuze en voorstelling van zijn onderwerp de zinnelijkheid tracht wakker te maken en driften opwekt, die een volk verlagen en ontzenuwen. Het platte realisme in de schilderkunst wil als 't ware alle geestes-leven verdringen; schoone vormen gelden bij die richting meer dan schoone gedachten en zelfs de treffendste voorstellingen van godsdienst en deugd dragen menigmaal het stempel dezer ontaarding.
Geheel anders begreep het de schilder onzer bijgaande gravure; zijn ‘aalmoes’ is geheel kristelijk van opvatting, de echt kristelijke deugd der liefdadigheid heeft hij niet alleen op voortreffelijke, maar op de treffendste manier voorgesteld. Genomen uit den tijd dat de adellijke burchten in Duitschland nog in macht en aanzien stonden, schijnt de schilderij ons een denkbeeld te willen geven van de goede zeden dier aloude tijden en van de vaderlijke betrekkingen, die er tusschen de bewoners der grafelijke verblijven en hunne arme onderhoorigen bestonden.
De weldadige burchtvrouw geleidt zelve hare jeugdige dochter naar de arme moeder, die zich op de trede van de slottrap heeft neêrgezet. De adelijke jonkvrouw draagt in beide handen een aarden potje, waarvan de versterkende inhoud de behoeftige vrouw en haar kind ongetwijfeld goed zal doen. De aalmoes, op die manier geschonken, vernedert den arme niet, integendeel, zij wordt met welgevallen aanvaard en met dankbaarheid genoten. En het schoone voorbeeld, door de brave burchtvrouw aan hare dochter gegeven, zal voorzeker de zegenrijkste vruchten voor de toekomst der laatste dragen en later het spreekwoord in vervulling brengen, dat het ‘zaliger is te geven dan te ontvangen.’